In het Repair Café in de Eindhovense wijk Woensel wordt elke vrijdagmiddag fanatiek gerepareerd. Tussen biljartende mannen en buurtbewoners aan de bar wordt hard gewerkt om de meegebrachte spullen weer nieuw leven in te blazen. Een koffiezetapparaat dat niet meer werkt, een stofzuiger waarvan het snoer kapot is en een oude walkman — ondanks het mooie weer is de opkomst goed.
Vrijwilligers en bezoekers komen niet alleen voor de reparaties, maar ook voor het sociale contact. Juist deze mix van praktische hulp en gemeenschapszin zorgde ervoor dat het initiatief, in 2009 bedacht en opgericht door milieuactiviste en voormalig journaliste Martine Postma, al vanaf de eerste bijeenkomst een groot succes werd. Inmiddels bestaan er wereldwijd zo’n 3.600 Repair Cafés, waar ruim 50.000 vrijwilligers elke maand 65.000 spullen repareren. Want zoals het motto luidt: ‘Weggooien? Mooi niet!’
Dat het Repair café geen overbodige luxe is, werd al gauw duidelijk. Iedere mislukte reparatie – veroorzaakt door ontbrekende onderdelen, vastgelijmde constructies of niet-demonteerbare designs – maakte pijnlijk duidelijk hoe diep planned obsolescence (geplande veroudering) in onze producten verweven is.
Volgens Postma was dat reden tot actie: „Onze reparateurs weten precies wat er mis is met het ontwerp van spullen, maar om verandering in gang te zetten heb je feiten en cijfers nodig. Op een gegeven moment kwam bij ons dat besef: we móéten die data gaan verzamelen, want alleen dan kunnen we bewijzen hoe groot het probleem is. Dat is wat we nu doen met de Repair Monitor.” Met deze gegevens werd niet alleen inzichtelijk welke producten er binnenkwamen, maar ook van welke merken ze waren en waarom een reparatie niet lukte. Samen met andere internationale repair-initiatieven richtte Stichting Repair Café de Open Repair Alliance op.
Onder andere dankzij data die door de Open Repair Alliance is verzameld, heeft de EU in april 2024 de Right to Repair-wet aangenomen. Deze wet geeft consumenten meer rechten en verplicht producenten tot betere ondersteuning bij reparaties: reserveonderdelen moeten (gemakkelijker) beschikbaar zijn, reparatie-informatie moet openbaar zijn en binnen de garantieperiode moeten kapotte producten door de producenten gerepareerd worden.
Toch kunnen bedrijven de wet omzeilen, merkt Bas Flipsen, universitair hoofddocent gespecialiseerd in Design for Repair aan de TU Delft: „Als je nu een product via Amazon koopt en het gaat stuk binnen de garantie, moeten ze een reparatie aanbieden. Maar als reparatie duurder is, mogen ze ook alsnog een vervangend product opsturen. Dat is een loophole die zo geregeld is door de lobby.” Tussen de belangen van milieuactivisten en fabrikanten is consensus bereikt, maar deze is niet waterdicht.
Volgens Flipsen blijft ook handhaving een uitdaging, zeker bij import van buiten de EU. „In principe mag dat soort Alibaba-shit straks niet meer worden ingevoerd. Maar of die stroom echt stopt? Pakketjes per vliegtuig worden echt niet allemaal gecontroleerd. Alsjeblieft, laten we stoppen met websites als Shein en AliExpress. Wat mij betreft mogen ze het helemaal verbieden in Nederland. En in Europa ook”
Het Repair Café heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de introductie van nieuwe regelgeving, wat de weg heeft vrijgemaakt voor beter productontwerp. Net zoals in de jaren 90 de invoering van het energielabel leidde tot een aanzienlijke afname van het energieverbruik van apparaten, kan innovatie nu bijvoorbeeld worden gestimuleerd door middel van een zogenaamde ‘Repairability Index’. Deze score geeft aan hoe makkelijk een product te repareren is. In Frankrijk wordt deze index al volop toegepast, de ‘French Repairability Index’.
Toch blijft het ontwikkelen van een universele index een uitdaging, blijkt uit onderzoek van Flipsen. „De prijzen van reserveonderdelen fluctueren sterk, wat de situatie complex maakt. Daarnaast is de manier waarop producten gedemonteerd worden afhankelijk van de persoon die het doet. Het is een subjectief proces” Zowel een HP-laptop als een MacBook vereist dezelfde hoeveelheid stappen om geopend te worden. Maar dat de HP-laptop veel gemakkelijker te openen is dan de MacBook is niet terug te zien in de score. „Dat is eigenlijk niet fair,” zegt Flipsen.
Behalve via wetgeving, zijn er ook directere lijnen tussen het Repair Café en de industrie. Productontwerpers komen voor inspiratie regelmatig langs in de Cafés en er wordt samengewerkt met grote producenten vertelt Postma. „Vorige week was ik nog op het Philips-hoofdkantoor voor een bijeenkomst met hun designers uit Amsterdam en Eindhoven, waar ik opnieuw pleitte voor het belang van repareerbaar ontwerp.”
Onlangs lanceerde Philips een koffieapparaat dat weer beter repareerbaar is dan zijn voorgangers, de Baristina. Postma is blij met de innovaties, maar heeft ook een duidelijke boodschap: „Je moet voorkomen dat je één repareerbaar model hebt om mee te pronken, terwijl je ondertussen dertig andere niet-repareerbare apparaten blijft maken.”
Veel fabrikanten beschikken niet meer over een werkende reparatie-infrastructuur en zien het Repair Café als een mogelijke oplossing. Postma staat open voor samenwerking, maar is ook kritisch: „We willen best helpen, maar we gaan niet hun werk voor ze doen.” Ze vertelt over een bezoeker die met een kapotte föhn langs kwam. Het apparaat werd niet meer warm, maar nadat de vrijwilligers het volledig uit elkaar hadden gehaald, was het defect nog steeds niet gevonden. Wat bleek? De koud-warm knop stond per ongeluk op de verkeerde stand. Zonder het Repair Café zou de föhn misschien wel teruggestuurd zijn naar de fabrikant, die mogelijk de föhn had weggegooid en een nieuwe had opgestuurd. Postma ziet de rol van Repair Cafés als die van een ‘huisarts’: een eerste diagnose. Als het product echt kapot blijkt, kan het altijd nog naar de fabrikant. Maar zo worden onnodige retourzendingen – en het weggooien van producten – voorkomen.
Postma zegt: „Ons economische systeem is geoptimaliseerd voor de lineaire economie. Producenten boeken de meeste winst met het verkopen van nieuwe spullen. Daarom is het in hun belang dat spullen snel verouderen. Dat hoeft echter niet zo te zijn.” Postma pleit voor een belastinghervorming waarbij grondstoffen zwaarder belast worden en arbeid juist lichter. „Zo wordt het goedkoper om te repareren dan om nieuw te kopen.”
Flipsen pleit voor een meer praktische stimulans: een subsidie op reparaties, net zoals in Oostenrijk. Mensen zouden dan vanuit de gemeente of overheid een bijdrage ontvangen om iets te laten repareren. Dit zou de bedrijvigheid in de gemeente stimuleren en het repareren langzaam tot het „nieuwe normaal” maken.
Met de Right to Repair-wetgeving krijgen consumenten meer rechten rondom reparaties, maar volgens Postma komen daar ook plichten bij. „Als je iets koopt, word je eigenaar en daarmee ben je verantwoordelijk voor dat voorwerp én de grondstoffen die erin zitten.”
In de politiek zijn verkiezingen altijd dichtbij… Niemand wil impopulaire maatregelen nemen
Martine Postma – oprichtster van Repair Café International
Het Repair Café heeft een groot bereik. Maar de weg naar een duurzame toekomst vraagt om meer dan initiatieven van onderaf. Postma zegt: „Technisch gezien kunnen we het zeker oplossen. Het is een kwestie van wil. Politieke wil en de durf om regels in te voeren die ervoor zorgen dat producenten niet anders kunnen dan duurzaam ontwerpen. Fabrikanten wachten op elkaar – ze zeggen: ‘We kunnen wel veranderen, maar niet te snel, want de concurrentie maakt nog goedkope wegwerpproducten.’ De overheid moet die keuze voor hen maken. Maar ja, in de politiek zijn verkiezingen altijd dichtbij… Niemand wil impopulaire maatregelen nemen.”
Volgens Postma staan we nu op een belangrijke kruising: „Als we zo doorgaan, kijken we straks vanuit een naargeestige toekomst terug op deze tijd. Maar als we nu besluiten het anders aan te pakken, kunnen we mogelijk terugkijken op deze periode als een tijdelijke dwaling – waar we nog dachten dat bomen tot in de hemel groeiden en grondstoffen eindeloos beschikbaar waren – en dat niet zo bleek te zijn.”