achtergrondartikel
Niet schattig maar slim: de verborgen kracht van babypraat
20 - 05 - 2025
Nora Metz

Praten op een hogere toon, klanken verlengen en woorden herhalen. Het zijn de belangrijkste kenmerken van babypraat, ook wel ‘Infant Directed Speech’ (IDS) genoemd. Vrijwel iedereen doet het, vaak onbewust. Maar waarom eigenlijk? En heeft het echt effect op baby’s? Taalwetenschappers weten inmiddels: babypraat is veel meer dan schattig gedrag – het ondersteunt de taalontwikkeling van een kind.

Je zit in een café wanneer je een moeder hoort zeggen: ‘‘Daar komt nog een hááápje aan!’’ Haar stem springt omhoog en haar woorden rekken uit. Misschien vind je het vervelend, maar als je later zelf tegen een baby praat is de kans groot dat je het ook doet.

Dat is niet vreemd, volgens Claartje Levelt, hoogleraar eerste taalverwerving aan de Universiteit Leiden. ‘‘Volwassenen in de buurt van een baby gaan vaak op een hogere toon praten, maken kortere zinnetjes en gebruiken herhalingen. We doen dit onbewust, maar je ziet dat baby’s daar heel erg op reageren. En dat is natuurlijk leuk!’ zegt Levelt lachend. ‘En uiteraard ook goed voor de baby, die weet dan van: ‘Oh, wordt er tegen mij iets gezegd?’’

Foto: Pexels.com, door MART PRODUCTION (CC0)

Babypraat uitgelegd

Om een taal te leren spreken, moeten baby’s de taal eerst kunnen waarnemen. Een proces dat daarbij helpt is Infant Directed Speech (IDS). Daar wordt de manier waarop volwassenen tegen baby’s praten mee bedoeld, wat zich onderscheidt van Adult Directed Speech (ADS).

Dr. Anika van der Klis, onderzoeker in taalverwerving, bestudeert de taalontwikkeling van kinderen. Volgens haar zijn er zowel akoestische als structurele kenmerken. ‘‘Het meest opvallende akoestische kenmerk is de hogere toon en moeders praten over het algemeen wat langzamer. Verder zijn er ook structurele kenmerken waarvan de meest opvallende de kortere zinnen en veel herhalingen zijn.’’ Ook visueel gebeurt er van alles: ouders openen hun mond wijder, trekken overdreven gezichten of lachen meer.

De combinatie van auditieve en visuele signalen helpt baby’s om taal te leren. Het zorgt ervoor dat baby’s beter luisteren, en dat is volgens Levelt heel belangrijk. ‘‘Daardoor ontstaat er interactie tussen ouder en kind en kan het kind taal gaan leren.’’

Een evolutionair hulpmiddel

Hoe is IDS dan ontstaan? Dit is voor veel onderzoekers nog een groot vraagstuk. Toch lijkt het een evolutionaire functie te hebben. Taal leren is een van de moeilijkste processen in het menselijk brein, maar baby’s beginnen daar al vroeg mee. Het auditieve systeem ontwikkelt zich namelijk al in de baarmoeder, waar de baby de stem van de moeder hoort.  Die vertrouwde stem zorgt na de geboorte voor een gevoel van veiligheid, en vormt het begin van het taalbegrip.

Wanneer moeders hun baby’s neerleggen, is het instinct van de baby om te gaan huilen. Een hogere stem kan dan helpen om de baby gerust te stellen. Volgens Dr. Titia Benders, assistent professor in de taalwetenschappen, zijn er indicaties dat er een biologische basis is voor hoog praten. ‘‘Binnen de taalwetenschap worden hoge frequenties namelijk geassocieerd met iets kleins. Hoe kleiner het fysieke object, hoe hoger de klank. Daarom praten we hoog als we niet bedreigend willen overkomen.’’

Hoewel mensen de enige diersoort zijn die taal produceren, blijkt er uit verschillende onderzoeken dat andere dieren ook vormen van IDS toepassen. Zo produceren vogels en andere primaten aangepaste vocalisaties tegen hun jongen, die vergelijkbaar zijn met IDS en de ontwikkeling kunnen ondersteunen.

Taalontwikkeling en geheugen

Zorgt het er dan ook voor dat baby’s beter leren praten? Dat ligt volgens Benders iets genuanceerder. IDS kan het herkennen en begrijpen van taal makkelijker maken. Het helpt baby’s bij het leren, omdat het woorden duidelijker segmenteert en benadrukt. Volgens van der Klis vallen belangrijke elementen in de spraak daardoor meer op. ‘‘Je hoort waar zinsdelen stoppen of beginnen, de intonatie, maar ook dat klanken duidelijker worden uitgesproken.’’

Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat. Baby’s herkennen woorden beter wanneer ze in IDS worden uitgesproken dan in gewone volwassen spraak. En volgens verschillende studies helpt het ook bij het leren van nieuwe woorden, vooral wanneer die vaak herhaald worden. ‘‘Taalvaardigheid wordt meestal gemeten door te kijken naar de woordenschat van een kind,’’ legt van der Klis uit. ‘‘Je ziet in veel studies dat er op de lange termijn een verband is tussen het gebruik van IDS in de babytijd en de latere taalvaardigheid van kinderen.’’

Daarnaast blijkt IDS ook een belangrijke rol te spelen bij het langetermijngeheugen. In een opvallend onderzoek kregen jonge resusapen beelden te zien terwijl ze luisterden naar verschillende vormen van spraak. Wanneer de beelden werden gecombineerd met IDS-achtige klanken, herinnerden ze zich die beter. Dat suggereert dat IDS ook het vasthouden van informatie ondersteunt.

Een sociale brug

Naast een verbeterde taalontwikkeling speelt IDS ook een rol binnen de hechtingsrelatie van ouder en kind. De warme, hoge toon waarmee ouders praten roept een gevoel van veiligheid en verbondenheid op. Volgens Levelt trekt het de aandacht van de baby, waardoor ouders makkelijker emotionele signalen kunnen overbrengen. ‘‘Die manier van praten versterkt de interactie, je maakt contact met je kind en dat bevordert automatisch de hechting.’’

Nieuw onderzoek toont aan dat baby’s zélf kunnen uitlokken dat volwassenen op die manier tegen hen praten. Het is dus een wisselwerking. ‘‘Ouders vinden het net zo leuk om aandacht van de baby te krijgen als andersom,’’ zegt Levelt. Het kan de gevoeligheid en responsiviteit van ouders verhogen, wat leidt tot een sterkere hechtingsrelatie.

Is het écht nodig?

Dat baby’s positief reageren op IDS, is inmiddels goed onderbouwd. Levelt werkte mee aan een replicatiestudie waarin dit opnieuw werd bevestigd. ‘‘Het blijkt dat baby’s IDS fijner vinden om naar te luisteren dan gewone spraak,’’ vertelt ze. Ze reageren sterker op de toonhoogte, ritme en de klankstructuur en ze kunnen spraak beter onderscheiden van achtergrondgeluiden. Dat komt doordat baby’s klanken prefereren die lijken op hun eigen spraak en kenmerken van IDS bootsen dat na. ‘‘Het is echt wel een robuust gegeven,’’ zegt Levelt.

Maar is het dan ook essentieel om op die manier tegen baby’s te praten? ‘‘Het is niet noodzakelijk, maar het bevordert,’’ legt Levelt uit. ‘‘Er is te weinig onderzoek gedaan om te zeggen dat de taalontwikkeling wordt vertraagd als je het niet doet.’’ Benders nuanceert dat verder: ‘‘Er zijn ook culturen waar er een stuk minder met kinderen wordt gepraat, en die kinderen leren ook taal.’’ Het lijkt dus vooral een ondersteunende factor te zijn. ‘‘Er zijn veel verschillende kenmerken van IDS,’’ zegt Benders, ‘‘maar welke daarvan precies helpend zijn, zijn we nog steeds aan het uitzoeken.’’

Wel laten studies zien dat kinderen die veel worden blootgesteld aan IDS een grotere woordenschat ontwikkelen. Kortom: IDS is geen vereiste, maar wel een waardevolle ondersteuning. Het maakt taal begrijpelijker en vergemakkelijkt het leren, vooral in de eerste levensjaren.

Stom of slim?

Volgens Benders hebben sommige ouders het idee dat je tegen kinderen net zo moet praten als tegen volwassenen. ‘‘Maar dat is niet iets wat je terugziet in de literatuur,’’ zegt ze. Ook Levelt herkent dat misverstand: ‘‘Er zijn maar weinig ouders die helemaal geen IDS gebruiken. Als ouder groei je ook mee met het taalniveau van je kind. Het is ook niet zo dat wanneer je kind vier is, je nog op dezelfde manier met hen praat als wanneer zij één waren. Dat zou raar zijn.’’

‘Sommige ouders denken misschien: ‘Nou, doe niet zo stom.’ Maar het is juist goed om dat wél te doen.’

– Claartje Levelt, hoogleraar eerste taalwetenschappen

‘‘Er zijn van die mythes die zeggen dat het heel slecht is om op een babytoon tegen je kind te praten, maar dat lijkt me ook niet terecht,’’ zegt Benders. ‘‘Er is bovendien weinig onderzoek gedaan naar wat mensen van IDS vinden. De bottom line is: er is nog heel veel onduidelijk.’’

Babypraat mag dan soms gek klinken, maar het speelt een belangrijke rol in de taalontwikkeling van een kind. Het is volgens experts geen vereiste, maar wel een waardevol hulpmiddel. Tegelijkertijd is er volgens Benders nog veel onbekend over wat precies helpt, en is verder onderzoek hard nodig. Dus de volgende keer dat je iemand enthousiast hoort zeggen dat het ‘hááápje’ eraan komt, weet dan dat het meer is dan alleen ‘babypraat’. Het kan net dat duwtje in de rug geven bij de ontwikkeling van taal en contact.

20 - 05 - 2025 |
Nora Metz