Tot 2023 stond ‘Lewke’s kanon’, een sierkanon uit het koninkrijk Kandy op Sri Lanka, in het Rijksmuseum. In de collectie van het Wereldmuseum zaten ‘Benin Bronzen’, messing beelden die tussen de 16e en 19e eeuw in het huidige Nigeria werden vervaardigd, vaak voor rituelen of ceremonies. Inmiddels is het kanon terug in Sri Lanka en besloot minister Bruins (OCW) in februari tot teruggave van 113 beeldjes uit dat voormalige koninkrijk Benin, waarvan het grootste deel werd geroofd in 1897 tijdens een Britse strafexpeditie.
Europese musea bezitten nog talloze objecten die afkomstig zijn uit voormalige koloniën: wapens, sieraden, rituele voorwerpen en zelfs voorouderlijke resten. Soms verkregen als gift, maar vaker gestolen of gedwongen als ‘geschenk’ aan de Europeanen gegeven. Objecten die in een koloniale context in bezit van de kolonisator zijn gekomen. De roep om teruggave aan herkomstlanden klinkt na onafhankelijkheid steeds luider en wordt inmiddels hier gehoord. Wat vraagt dat van musea? Hoe moeten zij omgaan met koloniaal erfgoed?
Sinds 2022 is er een nationaal beleid voor ‘omgang en teruggave van collecties uit een koloniale context’. Het uitgangspunt is dat gestolen objecten uit voormalige Nederlandse koloniën onvoorwaardelijk teruggegeven moeten worden, als het herkomstland dat verzoekt. Ook in andere gevallen kan tot teruggave worden besloten door de minister van OCW, op advies van de Commissie Koloniale Collecties (Commissie-Gonçalves).
Musea kunnen ook proactief herkomstonderzoek uitvoeren of zonder teruggaveverzoek advies vragen aan de Commissie. Sinds 2022 zijn er verscheidende herkomstonderzoeken en restituties uitgevoerd, vooral van objecten uit de Rijkscollectie, zoals het Kanon van Kandy, Indonesische hindoe-boeddhistische beelden en de Benin Bronzen.
Toch heerst er terughoudendheid. Musea vrezen dat teruggave kan leiden tot lege vitrines. Onderzoeker en expert op het gebied van koloniale roofkunst Jos van Beurden noemt dit in zijn gelijknamige boek Het lege-vitrinesyndroom (2023). ‘Die angst bestaat en is in die zin reëel, maar ik vrees dat het nergens op slaat’, zegt hij. Er is volgens hem zó veel buitgemaakt dat van het leeglopen van vitrines geen sprake kan zijn.
Alicia Schrikker, universitair hoofddocent Koloniale en Wereldgeschiedenis in Leiden en lid van de Commissie-Gonçalves bevestigt dat: ‘Herkomstlanden willen niet per se alles terug. Vaak vinden ze het fijn als een deel van hun spullen, die hun cultuur representeren, zichtbaar zijn voor andere mensen’.
Ook internationaal groeit het besef dat restitutie niet alleen verlies betekent: ‘Restitutie en teruggave zouden gezien moeten worden als een kans’, aldus Stepen A. Murphy, verbonden aan de School of Oriental and African Studies in Londen in zijn bijdrage aan Antiquity (2024).
Maar wat moet er dan precies terug? Er is een grijs gebied: objecten die als gift geclassificeerd werden, maar toch onder (koloniale) druk zijn overgedragen of spullen die ‘rechtmatig’ zijn verkregen maar van onschatbare culturele waarde zijn voor de herkomstgemeenschap. Musea kunnen nu al actie ondernemen volgens Schrikker: ‘Van veel objecten is in ieder geval bekend waar ze vandaan komen in culturele zin. Daar is ruimte voor samenwerking, ook als je (nog) niet weet of het roof is. Ook dan kan je gemeenschappen betrekken bij bijvoorbeeld het tentoonstellen van dergelijke objecten. Musea moeten afwegen welk verhaal zij willen vertellen. Je moet je op zijn minst bewust zijn van die context als je zoiets tentoonstelt.’
Van Beurden pleit voor snellere teruggave in gevallen waarvan definitief duidelijk is dat het gaat om roof: ‘Ik zou willen dat daar versnelde procedures voor komen. En dat het herkomstonderzoek korter wordt.’ Hij stelt dat Aziatische bronzen objecten met een uiterst dubieuze herkomst tot januari 2025 nog gewoon in de tentoonstelling Asian Bronze van het Rijksmuseum te zien waren. Zowel Van Beurden als Schrikker vinden dat zorgen over onbeheersbare klimaatcondities of politieke instabiliteit in herkomstlanden geen geldige argumenten meer zijn: ‘Dan mengt Nederland zich in interne politieke zaken. Dat moet je denk ik principieel niet willen’, zegt Schrikker.
Voor Van Beurden is de behoefte van herkomstlanden leidend: ‘In heel veel landen ontbreekt vertrouwen dat Europese musea de objecten echt terug willen geven. Die landen hebben ook een afwachtende houding, met uitzondering van Indonesië en Nigeria: zij weten precies welke collecties zij nodig hebben. We moeten naar een needs-based approach.’
Restitutie in Nederland is nu alleen mogelijk via bilaterale overeenkomsten: van land A naar B. Dat biedt kansen en beperkingen, aldus Schrikker: ‘Door dat beleid kunnen we daadkrachtig zijn, maar dat kan dus ook alleen als een overheid in herkomstlanden welwillend genoeg is. De interne politiek is daar soms ingewikkeld, zeker als het restitutieverzoek komt uit een gemeenschap die op gespannen voet staat met de lokale overheid’. Dergelijke gemeenschappen geven regelmatig aan onvoldoende vertrouwen in hun eigen overheid te hebben.
Die bilaterale overeenkomsten zijn volgens Van Beurden te westers en onpraktisch: ‘In herkomstlanden is soms nauwelijks de menskracht om in te schatten hoe nuttig zoiets voor hen is. Daarom gaat restitutie in België zo stroperig en ligt Frankrijk plat.’
Musea pakken het op hun eigen manier aan, aldus Van Beurden: ‘Het Wereldmuseum is heel proactief, dat is heel goed.’ Andere musea doen ook herkomstonderzoek maar zijn minder ver. Een aantal Duitse musea is even ver als het Wereldmuseum hier. Dat geldt ook voor Britse universiteitsmusea: ‘Ons beeld van het Britse beleid wordt vaak bepaald door het British Museum en het Victoria and Albert Museum maar dat is onterecht.’ Dat beeld is niet rooskleurig: het British Museum weigert sinds de jaren 1980 om de collectie Parthenon Marbles, marmeren beelden afkomstig uit het Parthenon in Athene, te restitueren aan Griekenland.
Bij musea als Naturalis gaat het net als daar moeizaam. Van Beurden beschrijft in zijn boek Het lege-vitrinesyndroom dat Nederland in 2022 een restitutieverzoek van Indonesië kreeg over 40.000 fossielen – de Dubois-collectie. Naturalis reageerde defensief en stelde dat fossielen niet gelijk zijn aan geroofde objecten. Schrikker: ‘Ik denk uiteindelijk dat zij zich in de vingers snijden, omdat ik zie dat bij andere musea, door dit vraagstuk te omarmen en samen te werken met herkomstlanden, er nieuwe initiatieven ontstaan en collecties een andere betekenis krijgen. Daar zitten ook kansen. Naturalis ziet dat nog niet.’ Van Beurden vindt dat Indonesië sterke argumenten heeft en de beslissing over gehele of gedeeltelijke restitutie bij dat land moet liggen.
Ook privébezit blijft een hardnekkig probleem in het debat rond restitutie: de overheid kan daarover geen besluiten nemen. In zijn boek Ongemakkelijk erfgoed (2021) stelt Van Beurden: ‘Bij de meesten leeft het thema teruggave nauwelijks.’ Ook is de relatie tussen privébezitters en musea complex: sommige musea zijn afhankelijk van verzamelaars en hebben er belang bij hen te vriend te houden.
Volgens Schrikker gloort er toch hoop aan de horizon: ‘Als Commissie gaan we niet over privécollecties. Maar er worden wel spullen teruggegeven vanuit particuliere collecties. Eigenaren mogen het overdragen aan wie ze willen, ook aan lokale gemeenschappen. En ook als het geen staatscollectie is, kan een verzoek om advies bij de Commissie worden ingediend.’
Van Beurden pleit voor de lijn van Marieke van Bommel, Algemeen directeur van het Wereldmuseum, die naar aanleiding van een restitutie aan een inheemse Amerikaanse gemeenschap een blog op LinkedIn schreef: moedig lokale gemeenschappen aan in gesprek te gaan met hun overheid over restitutie.
Het belangrijkste is volgens Van Beurden dat Europese musea zich openstellen naar herkomstlanden: ‘We moeten vragen wat hun prioriteiten zijn. Wat kunnen wij daarin betekenen? En ook: wat kunnen wij van jullie leren?’ Schrikker sluit zich daarbij aan: ‘In mijn herkomstonderzoek naar Sri Lankaanse objecten vroeg ik eerst mijn Sri Lankaanse collega’s hun ideeën over de objecten te presenteren. Dat was heel bijzonder. We hadden hen echt nodig.’
Van Beurden is helder over museumobjecten waarvan de herkomst onduidelijk is: ‘Als je het niet zeker weet, zet het dan niet in een tentoonstelling. Er is toch meer dan genoeg?’ Het allerbelangrijkste in het hele restitutiedebat? ‘Gewoon respect voor de ander. Op basis van gelijkwaardigheid vertrouwen geven. Dat doe je in dialoog’, aldus Van Beurden.