achtergrondartikel
Geen prik, geen plek? Kinderopvang en dalende vaccinatiegraad bij kinderinfectieziektes

Al sinds een aantal jaar daalt de vaccinatiegraad van kinderen die ingeënt worden tegen DKTP en BMR: een zorgwekkende ontwikkeling. Daarom wordt er nu overlegd in de Tweede Kamer om kinderen die niet gevaccineerd zijn tegen deze ziektes te weigeren bij de kinderopvang. Maar gaat deze maatregel echt helpen?

Een aantal jaren geleden, in 2016, werden nog 93,5% van de zuigelingen en 93,2% van de kleuters ingeënt tegen DKTP (Difterie, Kinkhoest, Tetanus, Poliomyelitis). Voor BMR (Bof, Mazelen, Rodehond) was dat voor de baby’s 93,8 en 90,9%. Ter vergelijking: in 2022 was dit voor DKTP 87,3% en 88,7%, en voor BMR 88,8% en 82,7%. Dit lijkt misschien een klein verschil, maar voor de vaccinatiegraad is niets minder waar.

Vaccinatiegraad

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie moet een vaccinatiegraad (het percentage personen dat gevaccineerd is) minimaal 90% zijn. Waarom? Om te voorkomen dat er een uitbraak van een ziekte plaatsvindt, zoals de mazelen, die hoogst besmettelijk is. Irene Koendjbiharie, stafarts bij de GGD en medewerker van het rijksvaccinatieprogramma, stelt dat voor een ziekte als mazelen de vaccinatiegraad zelfs zo hoog als 95% zou moeten zijn: ‘Het heeft niet zozeer per individu effect, maar als de vaccinatiegraad onder die 95% is, dan is het groepsimmuniteit er gewoon niet. En je vaccineert natuurlijk niet alleen maar voor de bescherming van jezelf, maar ook voor die van anderen.’ Brabant heeft de gevolgen van de lage vaccinatiegraad al gevoeld: hier was half maart een uitbraak van mazelen. En dat terwijl de vaccinatiegraad in Brabant best goed is vergeleken met de rest van Nederland.

Gevaar van infectieziekten

Niet alleen in Brabant was er risico: omdat de vaccinatiegraad overal daalt, stijgt overal het risico op een mazelenuitbraak. Als er namelijk minder mensen gevaccineerd zijn, steken mensen elkaar ook makkelijker aan. En vooral voor mensen met een kwetsbaar immuunsysteem, zoals kankerpatiënten die medicijnen gebruiken of baby’s tussen de 6 en 14 maanden, kan zo’n infectieziekte gevaarlijk zijn. Koendjbiharie: ‘Bij kinkhoest is het bijvoorbeeld zo dat je als volwassene soms weinig merkt van de ziekte. Maar voordat je het weet, heb je 10 andere mensen aangestoken, die er misschien wel last van gaan krijgen, en er zelfs door in het ziekenhuis kunnen belanden.’

Keuzevrijheid

Om deze reden wil de VVD dat kinderen die niet gevaccineerd zijn, geweigerd kunnen worden bij de opvang, zodat het risico op besmetting van jonge kinderen of andere niet-gevaccineerde kinderen afneemt en er geen uitbraak plaatsvindt. Fons Kortekaas, werkzaam bij de GGD Hecht, trekt deze aanname sterk in twijfel. Hij weet niet zeker of kinderen weigeren op een kinderopvang effectief zou bijdragen aan het tegengaan van een mogelijke uitbraak. ‘Als je kijkt naar Italië, waar vaccineren verplicht is geweest, zie je ook dat het daar geen zin had,’ voegt Koendjbiharie nog toe, ‘En je moet je natuurlijk ook afvragen of je het kunt maken om kinderen te weerhouden van allerlei rechten, zoals het gebruiken van een kinderopvang, terwijl vaccineren in Nederland vrijwillig is en niet verplicht.’

Johan Vriesema, directeur van kinderopvangbedrijf Floreokids, met locaties in Leiden en omgeving, denkt er iets anders over. ‘Voor het vertrouwen van ouders in de kinderopvang zou het heel slecht zijn als zo’n uitbraak binnen de opvang plaatsvindt, dus het zou beter zijn als dat voorkomen zou kunnen worden.’ Als kinderen die niet gevaccineerd zijn niet naar de opvang mogen, zorgt dat ervoor dat zo’n uitbraak niet in een opvang kan beginnen. ‘De contacten in de kinderopvang zijn heel nauw, dus als je wil dat daar geen risico is op een uitbraak, dan moet de vaccinatiegraad daar eigenlijk 100% zijn,’ legt ook Koendjbiharie uit. Vriesema vindt ook dat ze zo’n uitbraak niet moeten afwachten, maar dat er juist nu actie moet worden ondernomen: ‘Nu is de discussie nog rustig. Als er een uitbraak plaatsvindt, dan raakt men in paniek, en dat komt de discussie niet ten goede.’

Het beste voor het kind

Wat vooral belangrijk is volgens Vriesema, is dat gedaan wordt wat het beste is voor de kinderen. Dat betekent ook dat alleen de maatregel om kinderen te weigeren, niet genoeg is: ‘Dan krijg je bijvoorbeeld dat ouders hun kinderen niet naar de opvang kunnen brengen, terwijl ze dat wel nodig hebben om geen taal- en ontwikkelachterstand op te lopen.’ Vriesema denkt dat er veel meer verschillende maatregelen nodig zijn dan alleen deze.

Zo kijkt hij naar Duitsland en de Scandinavische landen waar ouders langer verlof krijgen, waardoor de meest kwetsbare groep, namelijk baby’s tussen de 6 en 14 maanden, niet naar zo’n opvang hoeven waar ze het meeste risico lopen. Hij denkt ook dat het belangrijk is om na te denken over maatregelen zoals het verplichten van vaccinaties, als de discussie maar open blijft. ‘Als zo’n maatregel, zoals het weigeren van kinderen, er komt, dan gaan we ook met ouders en personeel praten over hoe zij daarnaar kijken als we een oplossing zoeken,’ aldus Vriesema.

Rol van de GGD

Volgens Kortekaas is het ook belangrijk om de drempel te verlagen voor mensen om zich te laten vaccineren. ‘Dat ligt natuurlijk wel in onze invloedssfeer als GGD. We kunnen denken aan een inloopspreekuur, dat mensen gewoon binnen kunnen lopen wanneer het uitkomt, en we kunnen op meer locaties vaccineren, zodat mensen geen vijftien kilometer hoeven te rijden.’

Voor Floreokids is er voorlopig nog geen paniek, want daar is de vaccinatiegraad nog 90%, zegt Vriesema. Hij hoopt vooral dat er bij het zoeken van oplossingen gekeken wordt naar wat goed is voor de volksgezondheid van kinderen. Wat goed is voor de kinderen, daar is dus nog discussie over: wat wel zeker is, is dat bij zowel Koendjbiharie en Kortekaas van de GGD als Vriesema van de kinderopvang, de gezondheid van de kinderen vooraan staat.

23 - 05 - 2024 |
Lianne Bak