Wat als de winkelschappen niet meer vol lagen met kaas, melk en vlees, maar vervangen werden met allerlei soorten groenten, peulvruchten en sojamelk? Als er geen koe meer in de weilanden te vinden is en Nederland werd gekroond tot Veganland. “We moeten uitkijken dat we niet een nieuwe figuurlijke melkkoe creëren.”
Stikstof is tegenwoordig niet meer weg te slaan uit de media en dat is niet zonder reden. Nederland stoot er namelijk te veel van uit. Onder andere daarom gaan Jan Willem Erisman en landschapsarchitect Berno Strootman het komende jaar over Veganland nadenken. Onderstaande cirkeldiagram laat zien waar de Nederlandse stikstofuitstoot vandaan komt.
Stikstof op zichzelf is niet schadelijk voor de natuur, maar in de vorm van ammoniak kan het als er te veel van is wel schadelijk zijn. 60 procent van de Nederlandse ammoniakuitstoot komt van melkvee. “Elke keutel lijkt er nu een te veel”, concludeert Jan-Paul Wagenaar programmacoördinator duurzame veehouderij & agrobiodiversiteit bij het Louis Bolk Instituut. Wanneer heel Nederland ineens veganistisch zou zijn en daarmee al het vee zou verdwijnen, is de kans een stuk groter dat het huidige stikstofprobleem voor de Nederlandse natuur is opgelost.
Stikstof versus CO2
Dat Nederlanders vegan worden, maakt de rest van de wereld nog geen vegan. “Het kan zijn dat de CO2-uitstoot omhoog gaat als de Nederlandse bio-industrie naar het buitenland verhuist”, vertelt Sjaak Conijn, onderzoeker duurzame voedselproductie bij de Wageningen Universiteit en Research (WUR). “Voor Nederland kan de verandering naar Veganland goed zijn, want stikstof is een lokaal probleem. Maar ten opzichte van andere landen heeft Nederland een vrij lage CO2-uitstoot per liter melk en per kilo vlees. Dus met de verdwijning van het vee uit Nederland bestaat de kans dat er mondiaal alleen maar meer CO2 wordt uitgestoten.
Zonder die honderd miljoen kippen, twaalf miljoen varkens en vier miljoen runderen is er ineens ruimte over in Nederland. Hoe kan invulling aan die ruimte gegeven worden? En dan specifiek de aan de 9 procent veengrond in Nederland. Deze ondergrond is niet altijd even geschikt om producten op te verbouwen en wanneer je huizen op bouwt, bestaat de kans op verzakking en scheuren in de muren.
Hoog of laag water?
“Als je klimaatneutraal wil handelen dan is de enige oplossing voor veenweidegebieden omvormen tot moeras”, vertelt Wagenaar. Maar daar zitten volgens hem ook weer negatieve gevolgen aan. Wanneer het waterpeil van de veengronden hoog is, stoot deze namelijk methaan uit, wat weer de opwarming van de aarde stimuleert. Een lager waterpeil is juist nodig om deze grond te gebruiken voor het verbouwen van gewassen.
Conijn ziet hetzelfde probleem. “Om Nederland te kunnen voorzien van voedsel zul je graslanden moeten veranderen naar akkerbouwland. Dat heeft weer invloed op de CO2-uitstoot. Grasland, ten opzichte van akkerland, kan vrij veel koolstof opslaan. Dus dat betekent dat je koolstof terugbrengt naar de atmosfeer.”
Volgens de onderzoekers kan de CO2-uitstoot van het grasland gecompenseerd worden door extra bos aan te leggen, want bos slaat net zoals graslanden koolstof op. Wanneer de veengronden niet nodig zijn voor het verbouwen van voedsel is de meest logische oplossing om het waterpeil te verhogen. “De organische stof die vrijkomt bij een laag waterpeil zorgt voor CO2-uitstoot. Bij een hoger waterpeil komt er minder zuurstof bij deze organische stof, waardoor er minder CO2 vrijkomt”, concludeert Conijn.
Broodje poep?
Wanneer de dieren verdwenen zijn uit Nederland is alle mest, dat nu juist verantwoordelijk is voor het stikstofprobleem, ook verdwenen. Dat terwijl het dierlijke mest in een veganistisch Nederland goed van pas zou komen. Zo geeft Wagenaar aan dat dat dierlijke mest de biodiversiteit op het land en in de bodem vergroot, maar dat we in principe zonder dierlijke mest zouden moeten kunnen.
Er bestaat namelijk al een alternatief voor dierlijke mest. “Ik krijg steeds meer vragen van boeren die zeggen helemaal circulair te willen zijn, maar of ze dan voor een deel menselijke mest mogen gebruiken”, vertelt Wagenaar. In theorie zou dit mogelijk moeten zijn, maar dan moet er volgens de onderzoeker nog goed nagedacht worden over het verontreinigen ervan en de ziektes die de mest met zich mee kan brengen.
Toch gebeurt het al wel. Foodtruck ‘Broodje Poep’ “serveert overheerlijk broodjes waarvan de ingrediënten groot zijn geworden op compost van menselijke poep en plas”, aldus de website. Volgens de organisatie is er al heel veel mogelijk op het gebied van menselijke mest, maar is het grootste obstakel momenteel nog de houding van de gemiddelde mens naar de ontlasting. “Poep en plas is niet vies, het is geen afval, maar het is goud waard.”
Dier doet ertoe
Naast hun mest kunnen de dieren nog op verschillende manieren van grote toegevoegde waarde zijn voor Nederland.Producten zoals soja, suiker en bier leveren restproducten, oftewel schroot op. “Je kunt deze resten composteren of fermenteren, maar het is in de meeste gevallen efficiënter en goedkoper de restproducten te gebruiken als veevoer”, legt Wagenaar uit.
De dieren kunnen worden ingezet voor beheer. Grazende dieren zijn, volgens Wagenaar, efficiënter en goedkoper dan loonwerkers met gespecialiseerde machines.
Ook hoogleraar dieren & duurzame voedselsystemen Imke de Boer geeft in een interview met Nieuwe Oogst aan dat boeren de stewards van het landschap worden. Zij zijn daarbij grotendeels verantwoordelijk voor het onderhoud van het land, waarbij dieren een nuttige functie kunnen vervullen.
Ook als we de Nederlandse grond op de meest efficiënte manier willen gebruiken hebben we nog dieren nodig. Wanneer Nederlanders 12 procent van hun eiwitten uit dierlijke melk halen dan benutten we onze grond het meest efficiënt. Dat concludeert Heleen van Kernebeek, onderzoeker bij Wageningen Universiteit en Research (WUR). Koeien kunnen namelijk van graslanden waarop het lastig is gewassen te telen melk produceren.
Bananen van Nederlandse bodem
Met het verdwijnen van vlees en zuivel verandert het dieet van de Nederlander. “Ik denk dat onze eetcultuur enorme aanpassingen moet ondergaan, want we willen niet in een vleesvervangerscultuur terechtkomen”, zegt Wagenaar. “Daarnaast moeten we uitkijken dat we niet een intensieve plantaardige landbouw overhouden. Je kunt je namelijk afvragen of dat beter is voor het milieu. Dan creëer je eigenlijk een nieuwe figuurlijke melkkoe.”
Is importeren dan de oplossing? Of moeten we gaan kijken of de producten die we nu importeren, zoals bananen avocado’s en tropisch fruit, niet hier gemaakt kunnen worden? “Het is hier te koud voor bananen en het schijnt ook nog eens lastig te zijn die hier te verbouwen. Datzelfde geldt voor avocado’s. Je moet dus vooral inzetten op diversiteit in granen en noten en het fruit optimaliseren”, aldus Wagenaar.
Onafhankelijk Nederland?
In de huidige situatie wordt 80 procent van de vruchtbare landbouwgrond gebruikt voor diervoeding. Wanneer dit niet meer nodig is, zou in dit denk-experiment gedacht kunnen worden aan een onafhankelijk Nederland zonder import. Zou Nederland met alle vruchtbare landbouwgrond voor de productie van voedsel voor de mens genoeg kunnen produceren, zodat we niets hoeven te importeren?
Uit een onderzoek uitgevoerd door onder andere milieuwetenschapper Nicolas Navarre van de Universiteit Leiden blijkt dat het niet onmogelijk is voor Nederland om zelfvoorzienend te zijn. Met een gezonder dieet dan ons huidige dieet is Nederland genoodzaakt om een landoppervlak te gebruiken dat 120 procent van het bestaande landoppervlak in beslag neemt, voornamelijk voor de voeding van dieren die bestemd zijn voor vlees- en zuivelproductie.
Maar leven we plantaardig, dan zouden we, volgens Navarre, theoretisch gezien zelfvoorzienend kunnen zijn op basis van ons eigen landoppervlak. In de realiteit blijkt dat een groot deel van de producten die we importeren, zoals soja, momenteel lastig in Nederland te verbouwen is en zeker niet op een efficiënte manier.
Waardevol experiment
Het experiment van Erisman en Strootman kent op diverse vlakken voor- en nadelen en vooral punten waar goed over nagedacht dient te worden. Conijn: “Zo’n ‘wat als’ experiment prikkelt je gedachten en fantasie en dat is prima als denk-experiment.” Wel geeft hij aan dat dit onderzoek voor ieder land anders uit kan pakken. “Het gedachte-experiment moet zich echt richten op Nederland en moet niet veronderstellen dat het een oplossing is voor de hele wereld. Zo simpel is het niet.”
Erisman en Strootman streven in hun project ook een aantal ethische doelen na, zoals klimaatrechtvaardigheid voor iedereen “Ik heb het antwoord niet, maar je kunt jezelf afvragen: hebben jij, ik en iedereen recht op vlees?”, stelt Conijn.
Wagenaar vindt het extreem denken waardevol, maar zet er zijn kanttekeningen bij. “Probeer te vermijden dat je in plaats van een constructieve schep de grond in dat je loopgraven gaat maken. Want je kan partijen, zoals bepaalde boeren, wel verliezen met dit soort acties.” Wagenaar pleit dat bij dit soort denk-experimenten jongere mensen betrokken moeten worden. “Ik denk dat zij al een veel genuanceerder en breder beeld hebben van hoe het project van Erisman en Strootman er in het echt uit zou kunnen zien.”