achtergrondartikel
Opwarming aarde bedreigt zoetwatervis: ”Te hoge temperatuur is dodelijk”
12 - 05 - 2021
Sarah van Beek
Student Minor Journalistiek en Nieuwe Media 2021

Wie is er niet groot mee geworden: op zondagochtend vroeg opstaan om met papa of opa vissen te vangen in de plaatselijke sloot. Met emmers vol brasems, voorns en baarzen kwam je thuis. Hoe anders is het vandaag de dag met de zoetwatervissen. De opwarming van de aarde brengt hun voortbestaan in gevaar.

Door de klimaatverandering dreigen zoetwatervissen wereldwijd leefgebied te verliezen. Een derde van 11.425 onderzochte soorten zoetwatervissen raakt minimaal de helft van zijn leefgebied kwijt wanneer er geen aanvullende maatregelen volgen op de huidige internationale klimaatafspraken. Hoe meer extra maatregelen overheden invoeren, hoe lager het percentage zoetwatervissen is waarvan minimaal de helft van het leefgebied wordt bedreigd. Dit blijkt uit recent onderzoek van de Radboud Universiteit, in samenwerking met onder andere de Universiteit Utrecht, Universiteit Leiden en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Aafke Schipper, medeauteur en milieuwetenschapper bij de Radboud Universiteit en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), schrok van de onderzoeksresultaten: “Hoeveel graden de aarde wereldwijd opwarmt, is van grote invloed op de overlevingskansen van zoetwatervissen. Het hoeft maar een halve graad minder op te warmen om de kans op het behoud van leefgebied aanzienlijk te vergroten.’’

Verschillende opwarmingsscenario’s
Voor drie verschillende wereldwijde temperatuurstijgingen is onderzocht wat het gevolg is voor het aantal soorten zoetwatervissen dat minimaal de helft van zijn leefgebied dreigt te verliezen. Bij een gemiddelde stijging van 3,2 graden Celsius, in overeenstemming met huidige klimaatmaatregelen, loopt een derde van de soorten zoetwatervissen dit risico. Indien overheden extra maatregelen inzetten om de temperatuurstijging te beperken tot 2 of zelfs 1,5 graden Celsius (Klimaatakkoord van Parijs), daalt het aantal soorten zoetwatervissen dat dit risico loopt naar 9 dan wel 4 procent.

(Barbarossa, V., Bosmans, J., Wanders, N., King, H., Bierkens, M.F.P., Huijbregts, M.A.J. & Schipper, A.M. (2021). Threats of global warming to the world’s freshwater fishes. Nature Communications, 12(1701).)

Stijgende watertemperatuur
Het grootste gevaar van de opwarming van de aarde voor zoetwatervissen vormt de stijging van de watertemperatuur. Vissen zijn koudbloedige dieren wat betekent dat zij niet in staat zijn hun lichaamstemperatuur zelf te reguleren. Zij hebben het water nodig voor opwarming of verkoeling van hun lichaam. “Wanneer de watertemperatuur te hoog komt te liggen, hoger dan waar een soort evolutionair gezien aan is aangepast, kunnen vissen problemen krijgen met de voortplanting of zelfs overlijden’’, aldus Schipper.

Ook in Nederland ondervinden zoetwatervissen de gevolgen van een stijgende watertemperatuur. De warmere zomers, die steeds langer aanhouden, in combinatie met algenbloei vormen een potentieel gevaar. Joep de Leeuw, werkzaam als senior onderzoeker visecologie en binnenvisserij bij Wageningen Marine Research, legt uit: “Warm water kan minder zuurstof bevatten. Algen produceren zuurstof, zo lang ze licht omzetten, maar wanneer ze sterven verbruiken ze juist enorm veel zuurstof. Dit gaat ten kosten van de zuurstof die de vissen met hun kieuwen uit het water kunnen opnemen.’’ Niet iedere soort zoetwatervis is even gevoelig voor een lager zuurstofgehalte in het water, maar de spiering bijvoorbeeld wel. Deze ‘mini-zalm’ bevindt zich daardoor aan de grenzen van zijn verspreidingsgebied, terwijl hij voorheen veel voorkwam in Nederland.

Naast de warmere zomers krijgen we in Nederland ook regelmatig te maken met warmere winters. Dit resulteert ook ’s winters in een hogere watertemperatuur. De Leeuw: “In de winter zouden de vissen eigenlijk in winterrust moeten gaan, maar wanneer de temperatuur te hoog is gaat de stofwisseling van de vissen door. Er is alleen geen voedsel om dit hogere energieverbruik te compenseren, want doordat er geen licht is zijn er geen algen en zonder algen geen dierlijk plankton of watervlooien.’’

Geen uitweg
Zoetwatervissen kunnen niet zoals zoutwatervissen gemakkelijk een nieuw leefgebied opzoeken. “Zoetwatersoorten leven vaak in geïsoleerde plassen waardoor ze wel een stukje kunnen opschuiven, maar er zitten grenzen aan. Het is niet zoals de zee één continuüm waarin ze kunnen doorschuiven’’, aldus De Leeuw. Daardoor zijn soorten die leven in zoet water een stuk gevoeliger voor de negatieve effecten van opwarming dan soorten in zeeën en oceanen.

Koudwatersoorten in Nederland krijgen in hun zoektocht naar een alternatief leefgebied met deze grenzen te maken. Mogelijkheden om het warme water te ontvluchten zijn er nauwelijks. De Leeuw: “In het westen treffen ze de Noordzee zonder zicht op zoet water; richting het zuiden wordt het nog warmer; en in noordelijke richting moeten ze de zee over om in Scandinavië aan te komen waar voor veel soorten een ongeschikt habitat aanwezig is met stenen bodems. De enige optie is om in oostelijke richting te zwemmen.’’

Dat is alleen makkelijker gezegd dan gedaan. Door de menselijke behoefte om dijken, waterkeringen, dammen en gemalen aan te leggen, kunnen zoetwatervissen geen kant op. Veel soorten, zoals de kleine marene en kwabaal, kunnen soms net overleven door tijdelijk een kouder deel van de rivier of sloot op te zoeken, maar wanneer ze die mogelijkheid niet hebben door een menselijke barrière, dan zitten ze opgesloten. De onlangs geïnstalleerde visdeurbel bij de Weerdsluis in Utrecht is daarom een goed initiatief voor zoetwatervissen op doortocht.

Weerdsluis. Foto: Japiot (CC BY 3.0)
Weerdsluis. Foto: Japiot (CC BY 3.0)

Een andere dreiging die uitgaat van de warmere zomers met een lagere hoeveelheid neerslag is opdroging. “Wanneer het in de zomer een paar weken 35 tot 40 graden is, leidt dit tot drogere bossen, drogere hellingen en poeltjes en beekstroompjes die daardoor droogvallen. Met zoetwatervissen die leven in geïsoleerde poeltjes, zoals de beekprik, is het dan echt gedaan en ze komen dan ook niet meer terug. Van deze soorten kunnen we op een briefje geven dat ze over twintig jaar zijn uitgestorven’’, aldus De Leeuw.

Exoten
Niet alle soorten zoetwatervissen ondervinden problemen van de stijgende watertemperatuur in Nederland. Sterker nog, er zijn zelfs soorten die hiervoor afreizen naar Nederlandse wateren en zich uiteindelijk definitief vestigen. Deze exoten komen onder andere af op het verzilte zoetwater in de kustgebieden. De Leeuw vertelt dat “zoet water normaal de invloed van zee naar buiten toe drukt, maar als er te weinig zoet water is door de droge zomers, dringt het zoute zeewater naar binnen.’’ Soorten uit de grondelfamilie, die normaliter in het Zwarte Zeegebied leven, kunnen bijvoorbeeld beter tegen warm en zout water dan Nederlandse inheemse soorten die het goed doen in zuiver zoet water.

De exoten zijn volgens De Leeuw geen toevalligheden die op termijn wel weer verdwijnen. Het kunnen wel eens blijvers zijn. Op termijn is dit problematisch doordat exoten en inheemse soorten met elkaar concurreren om voedsel en schuilplaatsen tegen vijanden. Bovendien bestaat de kans dat exoten ziektes meebrengen waar de inheemsen niet tegen bestand zijn.

Natuurlijke waterverbindingen
Om het leefgebied van zoetwatervissen wereldwijd en in het bijzonder in Nederland te beschermen tegen de opwarming van de aarde moeten waterschappen volgens De Leeuw meer stilstaan bij natuurlijke waterverbindingen en diversiteit in habitat. “Geïsoleerde plassen die als gevolg van sedimentatie zijn ontstaan in een uiterwaard, moeten ze afgraven en op een natuurlijk niveau met de naastgelegen rivier brengen. Waterschappen moeten de overstromingsgebieden meer benutten en verbindingen aanleggen tussen zoetwatergebieden zodat soorten wanneer het erg warm is altijd een koele of diepere plek kunnen opzoeken.’’

De meeste winst is overigens te behalen wanneer mensen hun gedrag veranderen. De Leeuw: “Om in de zon te liggen hoeven we niet af te reizen naar luxe resorts in Thailand of Indonesië. Dat is onzin. We kunnen ook in onze eigen tuin een kleurtje opdoen. Wees ook zuiniger met water. Wanneer we gedurende het jaar neerslag zouden opslaan, hoeven we bij de eerste de beste droge periode niet direct alle sproei-installaties aan te zetten. Mensen moeten inzien dat veranderingen nodig zijn. Klimaatverandering tegengaan begint bij jezelf en daar help je de zoetwatervissen ook mee.’’

Foto spiering: Fungus Guy (Wikimedia Commons, CC BY SA 3.0)
Foto Weerdsluis: Japiot (Wikimedia Commons, CC BY 3.0)

12 - 05 - 2021 |
Sarah van Beek
Student Minor Journalistiek en Nieuwe Media 2021