carrousel
Buitenlandse verdachten vaker in gevangenis: “Taakstraf is geen optie”

Het is een van de belangrijkste uitgangspunten van onze rechtspraak: iedereen is gelijk voor de wet. Maar dat betekent niet direct dat er ook sprake is van een gelijke strafoplegging. Verdachten met een ander paspoort dan de Nederlandse moeten vaker voor de rechter komen, waar ze vaker een straf opgelegd krijgen. Ook is die straf vaker een gevangenisstraf. De Leidse onderzoeker Hilde Wermink zocht samen met de Amerikaanse socioloog Michael Light naar een verklaring voor deze bevindingen.

De cijfers zijn keihard: buitenlandse verdachten komen vaker voor de rechter en belanden vaker in de gevangenis. Hoe valt dat te verklaren?

Het strafproces begint bij de Officier van Justitie. Als de officier een zaak krijgt waarvan hij of zij denkt: “Dit wordt waarschijnlijk een geval van voorlopige hechtenis of gevangenisstraf”, dan zal de officier de zaak doorzetten naar de rechter. Veel rechters geven dan aan dat ze weinig andere opties zien dan gevangenisstraf. Sommige rechters zeggen bijvoorbeeld: “Als de verdachte de Nederlandse taal niet spreekt, zie ik een taakstraf niet als een optie.” Maar het is wel degelijk mogelijk om een taakstraf op te leggen aan iemand die geen Nederlands spreekt. Soms lijkt het dus alsof er een kennis discrepantie is tussen wat er mogelijk is en wat de rechters en officieren beslissen.

Hilde Wermink. Foto: Universiteit Leiden
Hilde Wermink. Foto: Universiteit Leiden

In hoeverre speelt de subjectiviteit van de rechter ook een rol?

Dat is heel moeilijk te achterhalen. Een rechter zal nooit zeggen: “Ik leg verdachten een andere straf op omdat ik hen ongelijk behandel.” Wat we wel zien is dat rechters en officieren in Nederland heel veel vrijheid hebben om een strafeis op te stellen of om een straf op te leggen. De minimumstraf voor diefstal is bijvoorbeeld een dag; de maximum straf is vier jaar. Die vrijheid heeft een belangrijk nut, want we willen graag dat rechters individualiseren; dat we rechtdoen aan ieder uniek persoon en iedere unieke zaak. Maar het risico daarmee is wel dat bepaalde factoren een rol gaan spelen waarvan je eigenlijk zou willen dat zij geen rol spelen. Zoals nationaliteit.

Kunnen we spreken van discriminatie binnen het strafrecht?

Nee, discriminatie is echt een te groot woord. De verklaringen die rechters geven, komen vaak uit de praktische hoek. Ze zeggen dat er weinig meer opties zijn dan die voorlopige hechtenis of gevangenisstraf. Maar we kunnen ook niet uitsluiten dat er geen sprake is van discriminatie. We horen namelijk ook dat er sprake is van ergernis; dat officieren en rechters praten over ‘groepen uit Polen en Bulgarije’. En dan lijkt het makkelijk te legitimeren om een zwaardere straf op te leggen. Je kunt je natuurlijk afvragen of dat legitiem is.

Hoe kunnen de verschillen tussen het strafproces van buitenlandse en Nederlandse verdachten worden geminimaliseerd?

Bewustwording is een mooie eerste stap. Binnen trainingen en cursussen voor rechters wordt hier op momenten al aandacht aan besteed. Maar daarnaast is het ook belangrijk om discussie te voeren over het aanpassen van straffen voor verdachten met een buitenlandse nationaliteit. Is dat een onbewust gebeuren? En willen we dat eigenlijk wel? Ik denk dat deze bevindingen genoeg materiaal geven voor een goede discussie, vooral onder rechters zelf.

02 - 03 - 2021 |
Anne-Geer Kluit