achtergrondartikel
Publiek niet weerloos tegenover informatiestroom over corona

Het is inmiddels al een paar maanden geleden dat het besmettelijke virus COVID-19 in Nederland opdoemde, waarbij duidelijke verschillen merkbaar zijn in inschattingen van ernst van de situatie en in hoeverre mensen bereid zijn maatregelen te nemen, ofwel de risicoperceptie. Niet iedereen volgt de regels op van het RIVM, hoewel hierover ook tegensprekende geluiden vindbaar zijn in de media. Dit is ironisch, omdat deze overvloed aan verschillende berichtgeving misschien wel een van de belangrijke oorzaken is van het probleem. 

Mensen kunnen inmiddels over elk onderwerp informatie vinden op internet, ervaringen delen en gezamenlijk initiatieven opstarten. Dit wordt ook wel de participatiesamenleving genoemd. Het is een verschuiving van de verhouding tussen professionals en leken. De burgerkracht wordt hierdoor versterkt en heeft als gevolg dat burgers eerst zelf informatie zoeken.

“In principe is meer informatie goed. Maar meer informatie leidt ook tot mis- en disinformatie, zoals fake nieuws en complottheorieën, waardoor het moeilijker is om het kaf van het koren te scheiden”, aldus José Kerstholt, psycholoog gespecialiseerd in conflict, risico en veiligheid. Hoe beïnvloeden media en burgerparticipatie de waarneming van risicovolle gebeurtenissen – zoals bij de huidige pandemie – en hoe kunnen overheid en burgers hier meer grip op krijgen?

Mediadekking
Iemand die zich heeft verdiept in de invloed van media op burgers is mediasocioloog Peter Vasterman. Hij heeft onderzoek gedaan naar berichtgeving over risicovolle gebeurtenissen. Nieuwsmedia krijgen daar vaak kritiek op door gebrek aan het wetenschappelijke perspectief op risico. Vasterman heeft criteria vastgesteld om verslaggevers richtlijnen te geven. Toch lijkt het nog steeds een moeilijke opgave, zoals ook blijkt uit berichtgeving over corona.

“Het belangrijkste probleem bij corona is dat het, zelfs na vier maanden pandemie, heel moeilijk is om er op een verantwoorde manier over te berichten”, zegt Vasterman. “Dit heeft te maken met alle onzekerheden. Zo is het nog steeds onbekend wat de zogenoemde case fatality rate is, het aantal overlijdens in relatie tot het aantal besmettingen. Dit komt doordat we nog steeds niet weten hoeveel mensen besmet zijn en hoeveel er daarvan klachten hadden of niet. Het enige dat we zeker weten zijn de ziekenhuisopnames en de overlijdensgevallen, althans bij geteste patiënten. Media moeten met al deze onzekerheden balanceren tussen alarmeren en relativeren. En dan is er ook nog ieders individueel risico, afhankelijk van leeftijd, gezondheid, welstand en sociale klasse waar de media niet altijd rekening mee (kunnen) houden in hun berichtgeving.”

‘Bijdrage’ van burgers
Naast de verslaggeving van journalisten dragen ook de burgers zelf bij aan een al dan niet vertekend beeld van risicovolle gebeurtenissen. In het boek ‘From Media Hype to Twitter Storm’ van Vasterman wordt deze bijdrage van burgerparticipatie aan het versterkingsproces van sociale problemen goed uitgelicht. Zowel uitgebreide mediadekking als sterke publieke zorgen zijn nodig om een sociaal probleem te versterken. Het is niet ongebruikelijk dat een klein probleem, dat eenmaal aan media wordt blootgesteld, grote publieke zorgen opwekt, die veel groter zijn dat de eigenlijke impact.

“Een mediahype is een golf van berichtgeving waarin zich zelfversterkende processen voordoen”, vertelt Vasterman. “Het is een soort turbostand van de media die steeds meer nieuws gaan maken en die daarmee steeds meer reacties van het publiek oproepen die de nieuwsgolf voeden met nog meer nieuws. Het publiek reageert wederom op die nieuwsgolf en daarmee wordt de nieuwswaarde voor de media weer versterkt. Een gevolg van een mediahype is dat een onderwerp hoog op de agenda komt te staan, oftewel dat mensen zich er mee bezig houden, en dat ze ernaar zullen gaan handelen. Tegelijkertijd is men, door al die achtergrondinformatie over bijvoorbeeld risico’s, aantallen besmettingen, aantallen ziekenhuisopnames, wel weer in staat is om zelf een betere persoonlijke risicoinschatting te maken.”

Risicoperceptie
Risicoinschatting is iets waar Onno de Zwart, voormalig hoofd van de afdeling infectieziekten bij de GGD Rotterdam, zich in heeft verdiept naar aanleiding van SARS en vogelgriep. In zijn onderzoek naar risicoperceptie van besmettelijk infectieziekten gebruikte hij de Protectie Motivatie Theorie die gebaseerd is op algemeen sociaalpsychologische modellen over gedragsverandering.

“Men heeft bij een infectieziekte te maken met de gepercipieerde ernst, dus wat is het potentiële effect van de ziekte”, vertelt De Zwart. “Hierbij is de vraag: ‘Heb je er weinig last van of kan het dodelijk zijn?’ Bij corona loopt de ernst enorm uiteen, maar het is wel duidelijk dat het potentieel een ernstige ziekte is. Tegelijkertijd heeft men te maken met gepercipieerde kwetsbaarheid. Iets kan heel erg zijn, maar de kans dat je het zelf krijgt is heel klein. Hierbij is de vraag: ‘Moet ik me zorgen maken?’ Omdat niet iedereen kwetsbaar is, proberen reclames in te spelen op de kwetsbaarheid van anderen door te benoemen dat je corona ook ongemerkt aan je ouders kan doorgeven.”

“Verder is er de responseffectiviteit (hoe effectief mensen denken dat de maatregel is) en de eigen effectiviteit (of mensen denken dat ze in staat zijn om dat te doen). Neem bijvoorbeeld ‘handen wassen’: iedereen snapt dat dit een effectieve maatregel is en het is ook nog een maatregel waarvan mensen denken dat ze hieraan kunnen wennen”, vertelt De Zwart. “Als hieraan wordt voldaan, betekent dit nog niet dat het gewenste gedrag, zoals het treffen van maatregelen, ook automatisch wordt vertoond; dit komt door gewoontegedrag dat moeilijk te veranderen is.”

Intuïtie versus analyse
Deze automatische terugval op gewoontegedrag bevestigt Kerstholt in haar artikel over gedragsbeïnvloeding en veiligheid. Mensen nemen op twee manieren beslissingen: je hebt systeem één, waarbij mensen intuïtief beslissen, op basis van gewoonten en emoties, en je hebt systeem twee, de analytische manier, waarbij mensen bewust afwegingen maken. Het meeste gedrag ontstaat vanuit systeem één.

“Tijdens corona wordt er gesproken van een intelligente lockdown, waarbij handelingsperspectieven worden gegeven. Hierbij is het noodzakelijk om af te wijken van het normale gedrag, van datgene waaraan mensen gewend zijn en dit kost mentale energie. Je moet telkens nadenken over dat je je handen moet wassen en dat je anderhalve meter afstand moet houden. De overheid heeft met de huidige maatregelen tegen corona de nadruk gelegd op het analytische systeem. Het probleem is dat mensen heel snel in het gewoontegedrag glippen. Zodra je mensen automatisch het goede laat doen, zoals eenrichtingsverkeer in de supermarkt, speel je in op hun intuïtie en hoeven ze niet meer na te denken. Dit wordt ook wel nudging genoemd”, vertelt Kerstholt.

“In sommige gevallen denk ik dat het wel beter is om een gesprek aan te gaan”, vertelt Kerstholt. “Ik weet zelf niet of handhaving en boetes uitdelen – zeker bij jongeren – wel helpt. Het kost jongeren namelijk veel meer moeite om afstand te houden, aangezien hun peergroup veel belangrijker is dan voor ouderen. Bovendien hebben pubers minder wilskracht om het allemaal vol te houden. Repressie werkt volgens mij vaak niet; dat weten we inmiddels uit veel domeinen. In eerste instantie is het belangrijk dat je je bewust bent van dat er een probleem is, anders heeft de coping ook geen zin. Een gesprek aangaan is misschien niet meteen intuïtief, maar alleen nieuwe gedragingen beginnen bewust en dus analytisch en vervolgens moet het inslijten. Als het gewoontegedrag wordt zit je op een intuïtief niveau.”

Geen weerloos object
Er zijn overduidelijke invloeden van media en burgers op de waarneming van risico tijdens bijvoorbeeld pandemieën. Vasterman:  “Er vindt een ingewikkeld samenspel plaats tussen media, politiek en belangengroepen waar mensen zich mee identificeren. Natuurlijk is dat een voortdurende machtsstrijd over frames, definities en oplossingen. Media proberen die ontwikkelingen en maatschappelijke discussies te volgen, te faciliteren en er zelf een rol in te spelen via berichtgeving en opiniestukken. Lezers en kijkers volgen dat, maar niet als weerloze objecten, maar als actieve burgers die belangen hebben, die overtuigingen hebben en die daar hun eigen weg in moeten proberen te zoeken.”

“Burgers zijn al heel erg veranderd in de loop der jaren. Door alle informatie denken ze meer zelf na en zijn zelfredzamer, ” aldus Kerstholt. “Het blijft natuurlijk belangrijk om te reflecteren. Zodra mensen, inclusief ikzelf, een heel rond verhaal gepresenteerd krijgen, nemen ze het snel aan. Het klinkt allemaal logisch, dus zal het wel waar zijn. Daarom moet je factchecken en dit doe je op een bewust niveau: ‘Hoe komen ze aan deze informatie?’”

22 - 05 - 2020 |
Robin Nijhuis