achtergrondartikel
Burn-out onder jonge medici: “Je wordt in drie jaar klaargestoomd van halve puber naar arts”
16 - 05 - 2020
Fleur Grandiek
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit van Leiden en student major Geneeskunde aan De Vrije Universiteit

Het lukt veel geneeskundestudenten en jonge artsen in de kracht van hun leven maar ternauwernood om mentaal hun hoofd boven water te houden. En dat terwijl ze de symptomen van een burn-out allemaal zo kunnen oplepelen. Jaar na jaar verschijnen er zorgwekkende cijfers in de media over de combinatie geneeskundestudenten, jonge artsen en een burn-out. Vervelend voor de personen in kwestie, maar indirect ook voor zorgbehoevende Nederlanders. Hoe kan het dat artsen overwerkt raken en ziek worden van hun beroep en, nog belangrijker, valt dit te voorkomen?

De burn-outteller staat eind 2019 op maar liefst twintig procent jonge artsen met klachten, onder geneeskundestudenten ligt dit percentage zo’n twee keer zo hoog. De getallen zijn respectievelijk afkomstig vanuit een Quickscan van zorgverlenersorganisatie VvAA en afgenomen enquêtes door landelijk belangenbehartiger van medisch studenten De Geneeskundestudent.

Prestatiedruk 

Uit onderzoek van De Geneeskundestudent in 2017 blijkt dat een op de zes coassistenten met burn-outklachten kampt. Coassistent binnen het Amsterdam UMC Bas van Wijk (24) is tot op heden heelhuids zijn studie doorgekomen: “Mijn bachelortijd vond ik eigenlijk alles behalve zwaar. Ik had buiten mijn studie nog meer dan genoeg tijd voor een bijbaantje, ik ging op kamers wonen en dronk bij mijn roeivereniging vaker bier dan dat ik sportte.”

Zijn coschappen vindt hij aanzienlijk pittiger. “De gedachte dat mijn hele sociale leven naar de knoppen zou gaan, viel uiteindelijk mee. Maar vooral het continue gevoel dat je moet presteren en bewijzen dat je leuk bent maakt het zwaar. Zeker omdat je vaak van locatie wisselt en soms ergens zit waar je het niet zo leuk vindt. Het is allemaal heel competitief.”

Jisce Puik (25) heeft in december haar coschappen afgerond en is ondertussen werkzaam als arts-onderzoeker op de afdeling heelkunde in het Amsterdam UMC – Locatie VUmc. Ook zij ervoer de bachelor als een eitje. “Ik vond de coschappen veel leuker en uitdagender, maar ik heb die tijd vooral fysiek wel echt als zwaar ervaren”, zegt ze. “Vooral het vroege opstaan in combinatie met andere verplichtingen in je leven maakte het af en toe behoorlijk doorbijten.”

Minder empathie

Allebei hebben ze weleens burn-out gerelateerde klachten ervaren. “Ik merkte vooral dat die klachten samenhingen met hoe leuk je een coschap vond en hoe goed ik sliep. Als ik laat in bed lig, kan ik de volgende dag prikkelbaarder zijn of meer moeite hebben met me goed kunnen concentreren”, zegt Van Wijk. “Je riskeert dan toch minder empathisch te zijn richting een patiënt.”

Om zich heen zien ze niet zelden slachtoffers vallen door burn-outklachten. “Twee van de acht studenten uit mijn groepje waarmee ik mijn coschappen liep, zijn gestopt omdat het ze te veel werd”, zegt Puik. “Mensen hebben het echt zwaar, dat is niet overdreven. Maar als ze echt uitvallen is er vaak wel meer in hun leven aan de hand.”

Overspanning en burn-out

Een burn-out is in de NHG-Standaard gedefinieerd als een bijzondere, ernstige vorm van overspanning. Er zijn criteria opgesteld om te bepalen of je al dan niet aan overspanning lijdt. Om van zo’n overspanning vervolgens een burn-out van te maken moeten de klachten meer dan zes maanden geleden zijn begonnen en moeten gevoelens van moeheid en uitputting sterk op de voorgrond staan.

Uit onderzoek van De Geneeskundestudent komt naar voren dat met name een (te) grote invloed van het werk op het privéleven en een hoge emotionele belasting belangrijke oorzaken zijn van de hoge prevalentie van burn-out onder geneeskundestudenten. Risicoverlagende factoren daarentegen zijn het ervaren van autonomie tijdens de opleiding, voldoende steun vanuit het thuisfront en het ervaren van steun van medestudenten.

Taboe

“Wat coschappen lopen denk ik ook zwaar maakt is de gedachte dat je er van alles naast zou moeten doen. Het idee dat je een bestuur moet hebben gedaan of iets anders, ook als je dat niet leuk vindt, zit heel erg in de cultuur hier”, zegt Puik.

Van Wijk ziet regelmatig erg gestreste medestudenten: “Die blijven dan ook gewoon zo doorgaan, terwijl die hoge werkdruk soms gewoon niet in hun aard zit. De een is nu eenmaal minder geschikt of heeft meer moeite met de studie dan de ander en dat is helemaal niet erg, maar voor die acceptatie is niet altijd ruimte.”

“Stom is ook dat als je die stress bij iemand ziet, je er vaak niets van zegt”, zegt Van Wijk. “De gedachte dat als iedereen het doet, ik het ook moet kunnen overheerst vaak.” Puik denkt dat er misschien sprake is van een taboe: “Vaak merk je een burn-out pas aan iemand als het te laat is. Voor het fout gaat hoor je er nooit iemand over praten.”

(Maatschappelijke) gevolgen

José Abbenhues, bedrijfsarts en directeur bij Medi-AM, ziet regelmatig mensen met burn-outklachten op zijn spreekuur. “De klachten die horen bij een burn-out hebben behoorlijke invloed op je functioneren in het werkleven”, zegt hij. “Om van een burn-out te spreken, moeten de klachten al minimaal zes maanden duren en dat betekent dus dat een potentiële arts als hij bij mij zit al zes maanden te pakken heeft waarin hij of zij niet optimaal functioneert.”

Belgische onderzoekers schetsten de gevolgen in tijdschrift Huisarts NU concreet. Ze schrijven dat burn-outs zorgen voor een probleem van onverwachte en vervroegde uitstap uit het huisartsenberoep. De extra werkbelasting voor huisartsen door uitvallende artsen maakt het risico op burn-out bij andere artsen zelfs nog hoger. Dit leidt tot verminderde patiënttevredenheid, stijging van het aantal medische fouten en verhoogd middelengebruik en depressie onder artsen.

Verder zijn de kosten die bij een burn-out komen kijken niet niets. Volgens verzekeraar Zilveren Kruis kost een burn-out per patiënt, die in dit geval dus ook arts is, 60.000 euro. Bij een arts zullen de kosten vaak nog hoger liggen, omdat de kosten van een dag verzuim hoger liggen dan gemiddeld in Nederland.

Gedragstherapie

Hoe lang een arts met een burn-out vervolgens uit de running is, is volgens Abbenhues moeilijk te zeggen. “Het vooruitzicht heeft te maken met de oorsprong van de burn-out. Neem de huidige Coronacrisis. Als iemand die nu op de intensive care werkt door de abnormale omstandigheden die daar momenteel heersen een burn-out oploopt, mag je verwachten dat iemand weer herstelt als de omstandigheden weer normaliseren. Maar als iemand continu de lat voor zichzelf te hoog legt en geen genoegen kan nemen met een acht in plaats van een tien, dan moet er soms bijna gedragstherapie aan te pas komen om iemand van zijn of haar burn-out af te krijgen.”

De gevolgen van een burn-out bij een (jonge) arts zijn dus flink. Bij geneeskundestudenten met een burn-out zit dat anders. Ook als coassistent ben je niet eindverantwoordelijk. “Alles wat je doet, checkt de arts waar je stage bij loopt, als jij een fout maakt is dat dus in principe nooit van enorme invloed”, zegt Van Wijk.

Dunkeruurtje 

Er wordt achter de schermen op verschillende manieren hard gewerkt om het burn-outprobleem onder geneeskundestudenten en jonge artsen de kop in te drukken. “Toen ik een coschap liep in Alkmaar hadden we daar standaard een uur per week het zogenoemde Dunkeruurtje”, zegt Puik. “Dr. Dunker was daar de begeleider van de coassistenten en ze nam iedere week een uur de tijd om met ons de week door te spreken. Standaard vroeg ze ons naar ons energieniveau, zodat ze overspanning en beginnende burn-outs herkende. Dit werkte heel goed, misschien zouden ze dit overal moeten invoeren. In andere ziekenhuizen gebeurde het weleens dat ik mijn begeleider tijdens mijn hele coschap niet zag.”

Puik denkt ook dat meer awareness zou kunnen helpen om het probleem in te dammen. “Er worden nu wel symposia en lezingen gegeven over deze problematiek, maar daar gaan vooral mensen heen die al geïnteresseerd zijn. Ik denk dat het zou helpen om zulke dingen te verplichten voor iedereen die aan zijn coschappen begint, zodat studenten beter op zichzelf en elkaar gaan letten. En dat de problematiek bespreekbaarder wordt.”

Persoonlijke aandacht

Van Wijk heeft veel gehad aan de intervisies tijdens zijn coschappen. “Dat zijn momenten dat je met je groepje bij elkaar zit en waarin je even stil staat bij wat er allemaal is gebeurd de laatste tijd en wat dat voor jou als persoon betekent. De mensen die daar zitten, houden ook je groei bij. Ik merk dat dit veel druk van de ketel haalt.” Momenteel maken lang niet alle geneeskundeopleidingen gebruik van deze intervisies.

In Belgische huisartsenpraktijken is in 2016 onderzoek gedaan naar preventiestrategieën. Daaruit komt naar voren dat aandacht voor persoonlijk functioneren tijdens de opleiding belangrijk is om burn-outs te voorkomen. Verder lijken timemanagement, communicatietechnieken en ondersteuning in de praktijkorganisatie belangrijke aandachtspunten voor de preventiestrategie.

De toekomst

Het zou mooi zijn om het percentage geneeskundestudenten en jonge artsen met een burn-out of klachten daarvan de komende peilingen te zien dalen. Instrumenten om dat te realiseren lijken voor handen te liggen. Op die manier voorkom je ziektekosten, verbetert de patiëntenzorg en de kwaliteit van leven van een arts.

Maar helemaal zal de enorme druk waarschijnlijk nooit weg worden genomen. “Kijk maar naar de serie Topdokters”, zegt Abbenhues. “Je zal daar geen arts horen zeggen dat hij of zij vindt dat hij hard werkt. Weken van zeventig uur maken en daar offers voor brengen is de realiteit en daar moet je voor in de wieg zijn gelegd.”

Dat geldt ook voor de druk tijdens de opleiding. “Je wordt tijdens je coschappen in drie jaar tijd klaargestoomd van een halve puber naar een arts. Ineens sta je aan het bed en zien mensen je als arts, met alle verantwoordelijkheid van dien”, zegt Van Wijk. “Als dat binnendringt, dan is dat best even slikken.”

 

16 - 05 - 2020 |
Fleur Grandiek
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit van Leiden en student major Geneeskunde aan De Vrije Universiteit