achtergrondartikel
Waarom Europese Eritreeërs een dictator steunen
01 - 06 - 2018
Bart Josten

‘Het Noord-Korea van Afrika’, zo luidt de bijnaam van Eritrea. De vergelijking is begrijpelijk. Eritrea schendt systematisch en op grote schaal mensenrechten. Marteling, verkrachting en slavernij zijn er aan de orde van de dag. Toch was hier lange tijd relatief weinig over bekend. Dat veranderde toen er in 2015 een vernietigend rapport van de VN naar buiten kwam. Ondanks dit rapport zijn sommige Europese Eritreeërs groot fan van de Eritrese dictator. Hoe kan dat?

Eritrea is een land in de hoorn van Afrika dat pas in 1991 onafhankelijk werd. Na een dertigjarige oorlog scheidde Eritrea zich af van Ethiopië. De legeraanvoerder Isaias Afewerki werd president en gaf deze macht niet meer uit handen. Sindsdien profileert hij zich als een dictator en radicale protectionist die de armoede van het Afrikaanse continent toedicht aan de inmenging van westerse landen.

Shoot to kill
Met argusogen kijkt Afewerki nog altijd naar het grensgebied met Ethiopië. Hij is bang dat het land een poging zal doen om het strategisch gelegen Eritrea terug te winnen. Deze angst is niet ongegrond. Tussen 1998 en 2000 was er namelijk een Eritrees-Ethiopische grensoorlog, die 70.000 levens kostten aan beide kanten van het front. Om nog zo’n confrontatie te voorkomen krijgt elke Eritreeër vanaf zijn achttiende levensjaar verplichte dienstplicht voor onbepaalde tijd. Alleen zo denkt het relatief kleine land een toekomstige aanval van Ethiopië te kunnen weerstaan.

Eritreeërs die de dienstplicht weigeren, belanden in de gevangenis en kunnen hier wel tien jaar vastzitten. De waaghalzen die proberen het land te ontvluchten, hangen nog zwaardere straffen boven het hoofd. Daarnaast is er ook een kans dat zij in handen vallen van mensensmokkelaars of worden neergeschoten bij de grens, alwaar Afewerki een shoot-to-kill-beleid voert.

‘Dictator must go’
Als de bevindingen in het VN-rapport kloppen, dan lijkt een gerechtelijke vervolging van Afewerki door het Internationaal Strafhof op termijn onvermijdelijk. Een probleem: de VN-onderzoekers zijn nooit in Eritrea geweest. De speciale rapporteur voor mensenrechten in Eritrea, Sheila Keetharuth, werd de toegang ontzegd door de Eritrese regering. Hierdoor worden de bevindingen in het rapport door regime-aanhangers in twijfel getrokken. Smits vindt deze twijfel gratuit: ‘Het rapport is juist heel grondig onderzocht door een ervaren VN-team. Ondanks dat ze niet in Eritrea konden zijn, hebben de VN-onderzoekers niet alleen heel veel mensen gesproken, maar ook hun bronnen geverifieerd met andere bronnen.’

Snel na het uitkomen van het rapport volgde een protest. Honderden aanhangers van het dictatoriale regime verzamelden zich voor het Palais des Nations, het hoofdkwartier van de VN in Geneve. De Eritreeërs protesteerden in voorbeeldig Engels tegen het VN-rapport. De organisator van het protest, Abinet Debessai, reageerde gechoqueerd: ‘Als ik dit rapport had ingeleverd bij mijn universiteit, zou het worden geweigerd, vanwege gebrek aan bewijs en neutrale research.’

Niet alleen Eritreeërs waren van de wijs, ook de Belgische journalist Michel Collon vond het VN-rapport een aanfluiting. Volgens Collon buiten de westerse multinationals, Eritrea juist uit. ‘Als de Verenigde Staten armoede willen bestrijden, kunnen ze beter de 50 miljoen armen in hun eigen land helpen.’

Een paar dagen later volgde een nieuw protest. Dit keer door duizenden tegenstanders van het dictatoriale regime. Zij waren juist in de wolken van het VN-rapport. De kernachtige leus: ‘Dictator must go, we want freedom’ galmde door de Geneefse straten. De Eritreeërs die deelnamen waren zichtbaar geëmotioneerd. ‘De bevindingen in het rapport zijn geen nieuws voor ons, we wisten dit al. Maar het voelt alsof de wereld ons lijden begint te begrijpen’ aldus Nagash Osman, oppositiefiguur en organisator van het protest.

Veldhoven
Zo bestaan er nu nog altijd twee onverenigbare werkelijkheden onder de Eritrese bevolking: of je staat pal achter je president, of je verzet je met elke vezel tegen een moordlustige dictator. Een middenpositie lijkt er niet te zijn.

In het Brabantse Veldhoven voltrok zich afgelopen jaar een botsing tussen deze twee werkelijkheden. De jongerenpartij van de Eritrese regering (YPFDJ) organiseerde een conferentie waar de rechterhand van Afewerki, Yemane Gebreab, een toespraak zou geven. Tientallen Eritreeërs blokkeerde de ingang van de het conferentiegebouw. De Eritrese mensenrechtenactivist Jacob Kiros zei tegen Nieuwsuur: ‘Gebreab, de man die hier nu aanwezig is heeft het bloed van duizenden mensen aan zijn handen’. Toen de openbare orde in het geding kwam, blies de burgemeester van Veldhoven de conferentie af.

De vraag is niet wie er gelijk heeft, maar hoe het mogelijk is dat een aanzienlijke groep Eritreeërs in de diaspora nog altijd het dictatoriale regime steunt. Zelfs na het verschijnen van talloze rapporten die de mensenrechtenschendingen aan de kaak stellen, en na het horen van de verschrikkelijke verhalen van Eritrese vluchtelingen over marteling, mensensmokkel en massale gevangenzetting.

Lange arm
Een simpel antwoord is hier niet op te vinden. Wel zijn er een aantal oorzaken die inzicht kunnen verschaffen. Hoogleraar International Relations Mirjam van Reisen legt een aantal van deze oorzaken bloot in haar recente boek ‘HUMAN TRAFFICKING and TRAUMA in the DIGITAL ERA’, dat ze schreef samen met antropoloog Munyaradzi Mawere.

Een eerste oorzaak is te vinden bij de verschillende migratiegolven. Van Reisen schrijft: ‘De vluchtelingen van de eerste migratiegolf hebben een idealistisch beeld van Eritrea. De vluchtelingen uit de derde migratiegolf hebben in een hele andere realiteit geleefd. Dit kan leiden tot onbegrip aan beide kanten.’ Zo kunnen vluchtelingen uit de eerste migratiegolf, die zijn gevlucht tijdens de onafhankelijkheidsoorlog, een positief beeld van Afewerki hebben omdat hij een einde maakte aan een bloedig conflict. Maar vluchtelingen uit de derde migratiegolf hebben vooral een dictator gezien die zijn volk uitbuit en berooft van vrijheid. Dit verschil wordt duidelijk als je kijkt naar de uitspraken die Afewerki in deze afzonderlijke periodes deed.

Waar Afewerki in 1993 nog aangaf de democratie te willen invoeren, en de condities voor een meerpartijensysteem te willen scheppen, legitimeert hij zijn dictatorschap nu door te verwijzen naar het grensconflict met Ethiopië. In een interview met Al Jazeera in 2008 vertelde Afewerki dat het nog langer dan 30 of 40 jaar duurt voordat Eritrea aan democratie denkt.

Een tweede oorzaak van de onverenigbare werkelijkheden is de zogenaamde lange arm van Eritrea. Als een Eritrese burger zich negatief uitlaat over het regime kan hij worden verklikt en opgepakt. Eritreeërs durven zich hierdoor niet tegen Afewerki uit te spreken, en blijven hem zelfs steunen tegen beter weten in. Dit geldt ook voor vluchtelingen. Als ze zich verzetten tegen het regime, kunnen ze hun familie en vrienden in het thuisland kwijtraken.

Een derde oorzaak is de onkritische houding van kinderen van (vooral) eerste golfmigranten. Doordat zij de verhalen van hun ouders klakkeloos overnemen, groeit er in Europa een nieuwe generatie op die Afewerki steunt. Deze Eritreeërs zijn vaak hoogopgeleid en veel mondiger dan de pas aangekomen Eritrese vluchtelingen.

Kortom: het VN-rapport heeft de ogen van de wereld geopend. Maar door de verschillende migratiegolven, de Eritrese lange arm en de onkritische houding van een nieuwe generatie, blijven Europese Eritreeërs een wrede dictator steunen.

01 - 06 - 2018 |
Bart Josten