achtergrondartikel
Taal bepaalt: depressief of niet?

Psychische kwalen laten zich lastiger diagnosticeren dan botbreuken. Een depressieve episode kan zich heel verschillend uiten. Recent onderzoek probeert op basis van taalgebruik vast te stellen of iemand depressief is. Zou je woordkeus een aanwijzing kunnen zijn voor een depressie? Psycholinguïst Niels Schiller: ‘Never say never.’

Uit eerder onderzoek was al gebleken dat depressieve mensen meer gebruik maken van negatieve woorden, zoals eenzaam of verdrietig en sneller geneigd zijn om zinnen te maken met voornaamwoorden in de eerste persoon, zoals ik, mij of mijzelf. Daarmee waren de eerste stapjes gezet voor het vaststellen van een depressie aan de hand van computergestuurde tekstanalyses.

Details
Recent onderzoek  heeft dit een flinke boost gegeven. De onderzoekers zijn psycholoog Mohammed Al-Mosaiwi en cognitieve neuroswetenschapper Tom Johnstone, beide werkzaam op de University of Reading in Engeland. Zij hebben ontdekt dat personen die zich in een depressieve tijd van hun leven bevinden, veel gebruik maken van absolute woorden als nooit, iemand en altijd. Dit zochten zij uit door teksten te onderzoeken van depressieve mensen op online forums. Als vergelijkingsmateriaal analyseerden ze ook ‘doorsnee’ forums. De depressieve forums bleken 50 procent meer absolute woorden te bevatten dan gemiddeld.

‘Mensen die lijden aan een depressie zien geen details meer. Ze ervaren niet alleen alles heel negatief, maar ook de precieze dingen kunnen ze niet meer begrijpen. Depressieve personen zien het leven daardoor veel abstracter’, legt taalwetenschapper Marc van Oostendorp ons uit. ‘Dit is de reden dat zij vaker absolute woorden gebruiken. Ook bij mensen met manie, een stemmingswisselingsziekte, komt dit vaak voor.’

Maar naast de bevinding van absolute woorden, was voornamelijk bijzonder aan dit onderzoek dat Al-Mosaiwi en Johnstone gebruik maakten van big data. Big data? Dat is toch niet zo nieuw? Maar in dit onderzoeksgebied is het vrij baanbrekend.

Schizofrenie
Psycholoog en onderzoeker Maarten Fischer: ‘Deze onderzoekers hebben niet zelf naar de geschreven teksten van de proefpersonen gekeken, dit heeft de computer gedaan. Verschillende fora waar depressieve mensen op zaten, werden aan de hand van computergestuurde tekstanalyses onderzocht. Geen menselijk oog kwam hierbij te pas.’

Computers kunnen dus zelf vaststellen of mensen een depressieve episode hebben door te focussen op bepaald woordgebruik. ‘In de taalwetenschappen is hier nog weinig onderzoek over gepubliceerd. Wel zijn deze in ontwikkeling’, legt psycho- and neurolinguist Niels Schiller uit (Universiteit Leiden). Zo is er veel aandacht voor onderzoek naar automatische emotieherkenning bij gesproken en geschreven teksten. Ook aan de hand van big data. Door teksten simpel gezegd ‘door een machine te halen’, kan een computer bepalen in welke gemoedstoestand de persoon was bij het spreken of schrijven van de woorden.

Daarnaast liggen er veel onderzoeksvoorstellen klaar om de toepassingsmogelijkheden van big data te onderzoeken bij het vaststellen van schizofrenie. Schizofrenie is een psychische aandoening waarbij patiënten perioden van waanideeën, hallucinaties en psychoses ervaren. ‘Mensen met schizofrenie hebben minder intonatie in hun stem en spreken dus meer monotoon. Onderzoekers proberen deze kenmerken dusdanig te verweken dat deze in een digitaal diagnoseproces automatisch worden opgepikt’, aldus Niels Schiller.

Google Translate
Vergelijkbaar met het onderzoek van Al-Mosaiwi en Johnstone. Maar deze twee onderzoekers gaan nog een stapje verder. Zo claimen zij niet alleen dat ‘zo’n identificatie nu al beter is dan die van getrainde therapeuten’, ook voorspellen de onderzoekers dat zo’n diagnose van een computer ‘alleen maar beter zal worden, aangezien er steeds meer data beschikbaar is en de algoritmes steeds meer geperfectioneerd worden.’ Moeten psychologen nu gaan vrezen voor hun baan?

Volgens Marc van Oostendorp ligt dit gecompliceerder. ‘Uiteindelijk kan een mens alles wat computer ook kan, behalve big data. Wij kunnen ook absolute woorden tellen, of het aantal voornaamwoorden in de eerste persoon. Maar wij worden afgeleid door de inhoud van het gesprek, het kost ons meer tijd en wij kunnen niet zoveel data aan. En dat is een dingetje. Want een computer kan dat wel, heel veel data bekijken, tegelijkertijd.’

‘Maar als we nou kijken naar Google Translate. Dit is de belangrijkste toepassing van big data in taalonderzoek. Een gemiddelde vertaalde tekst kan je best begrijpen na Google Translate. Maar ze kloppen vaak voor geen meter. En dan bestaat Translate al zo’n tien jaar. En na al die jaren hebben we het nog steeds niet kunnen perfectioneren omdat er een obstakel in de weg staat dat we maar niet kunnen overwinnen. De mensheid krijgt dit maar niet voor elkaar. En dat is een raadsel van de menselijke geest. En ik denk dat het raadsel van de menselijke geest groter is, te groot is om met een computer te kunnen oplossen. Een computer kan tellen, een mens moet begrijpen. Dat obstakel moet uit de weg, laten we daar beginnen.’

Gevaar
Van Oostendorp is nog sceptisch. De taalwetenschapper vindt het goed dat dit soort technologische ontwikkelingen langzamerhand ontstaan, maar noemt de verwachtingen hiervan overspannen. ‘Het is een leuke, maar pas het eerste stapje.’

Psycholoog Fischer denkt hier anders over, hij vindt dat we niet te terughoudend moeten zijn: ‘Psychologen hoeven niet te vrezen voor hun baan, die is veel breder dan diagnosticeren. Maar dat technologie deze functie kan overnemen? Daar zit een kern van waarheid in. De ontwikkeling van eHealth gaat zeer hard. Intakes en behandelingen vinden steeds vaker online plaats. En mocht blijken dat deze manier een waarde heeft in het screenen, dan heeft het misschien ook een waarde in het bepalen van het effect van een behandeling. Gaat iemand minder vaak absolute woorden gebruiken bijvoorbeeld?’

De visie van Schiller valt tussen beide in: ‘Never say never. Op dit moment kan het nog niet, computers kunnen nog niet met volledige zekerheid en correctheid vaststellen of mensen lijden aan een depressie. Maar er kan in de verre toekomst, dan kan ik geen jaartal noemen, een moment komen dat deze innovatie zo ver gevorderd is, dat een machine dit net zo goed kan herkennen als een menselijke beoordelaar. Maar zo ver zijn we nog niet.’ Schiller vindt het positief dat er ontwikkelingen plaatsvinden in de technologie rondom automatische spraak- en taalherkenning, maar ziet het nu nog als gevaar. ‘Met tekstanalyse moeten we nu nog voorzichtig zijn. We kunnen hier wel langzamerhand beginnend gebruik van maken bij diagnosticeren van psychische ziektes, maar huidige testen en gesprekken met psychologen moeten we niet links laten liggen. We kunnen momenteel op dit gebied nog niet heilig geloven in alleen de computer.’

Doorgewinterde professionals
Van Oostendorp sluit zich hierbij aan. Het analyseren van teksten zal kunnen helpen om kenmerken van een depressie vast te stellen. Want er bestaan volgens hem te veel externe factoren die ook een rol spelen bij dit onderwerp. Zo heb je mensen die absolute woorden gebruiken maar niet depressief zijn. En andersom. Wat te denken van de erfelijkheid van deze ziekte? Of het eeuwenoude linguïstieke vraagstuk wat nu de precieze relatie is tussen taal en woorden. Daar zijn taalwetenschappers al eeuwen mee bezig. ‘Ook voor deze ontwikkeling moet dit vraagstuk eerst worden opgelost. Over deze kwestie alleen zal je al tientallen onderzoeken kunnen doen. Ik moedig het onderzoek en de innovaties op dit gebied aan. Maar er wordt nu te makkelijk over het taalkundig aspect gedaan.’

Het onderzoek naar depressie en taal van Al-Mosaiwi en Johnstone is een interessante eerste stap in het computergestuurd vaststellen van psychische ziektes, maar met tot nu toe te veel haken en ogen. Nog veel onderzoeksprojecten, wetenschappers, algoritmes en tijd zullen ons leren of in de toekomst inderdaad een computer exact kan vaststellen of jij een depressie hebt of niet. Tot die tijd komt, zullen we het moeten doen met de uitspraken en diagnoses van psychologen en andere hulpverleners. Gelukkig is dat ‘moeten’ niet zo erg: deze doorgewinterde professionals weten ons al honderden jaren bovenop psychologische ziektes te krijgen.

31 - 05 - 2018 |
Femke van Amerongen