carrousel
“Seksuele oriëntatie en genderidentiteit van belang voor een goede werkomgeving”

Een werkomgeving moet divers zijn en iedereen ‘includeren’. Dat vindt Jojanneke van der Toorn, bijzonder hoogleraar Inclusie van LHBT Werknemers op het Werk aan de Universiteit Leiden en universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht. Begin april hield zij haar oratie. “Werknemers moeten het gevoel hebben dat ze erbij horen én dat ze zichzelf kunnen zijn.”

Wat is inclusie?
“Inclusie bestaat eigenlijk uit twee dimensies. Ten eerste een gevoel van erbij horen. Ten tweede een gevoel van authenticiteit of jezelf zijn. Als je allebei die dimensies hebt, dan voel je je geïncludeerd. Maar die twee dimensies kunnen ook op gespannen voet staan met elkaar. Erbij horen, de eerste dimensie, betekent namelijk vaak ‘passen bij de rest’, daarvoor moet iemand zich misschien aanpassen aan de rest van de groep. Als je authentieke zelf, de tweede dimensie, gelijk is aan de rest van de groep is dat geen probleem, maar zodra jouw authentieke zelf afwijkt, kan er een conflict ontstaan. Dan kunnen niet allebei de dimensies worden vervuld; je kan dan niet erbij horen én jezelf zijn. Andere werknemers moeten dan eerst open staan voor het feit dat je anders bent dan zij; daarna is er pas sprake van inclusie. Op het werk is die inclusie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit zeker van belang. Voor mij is dat een open deur, maar voor veel mensen volgens mij niet. Inclusie zorgt ervoor dat LHBT’s openlijk kunnen vertellen over hun persoonlijke leven, dat zorgt voor vertrouwen en betere samenwerking.”

In uw onderzoek heeft u het ook over systeemrechtvaardiging, wat houdt dat in?
“Systeemrechtvaardiging is de neiging van mensen om de status quo te willen behouden; om geen verandering te willen. Mensen doen dat omdat ze zekerheid willen, omdat ze veiligheid willen en omdat ze het gevoel willen hebben dat er een gedeeld beeld bestaat van hoe de wereld in elkaar zit. Mensen vinden het daarom moeilijk als gebeurtenissen of mensen afwijken van datgene wat ze kennen. Natuurlijk zijn daar wel individuele verschillen in, maar door het in meer of mindere mate afwijzen van het onbekende worden vooroordelen gevoed, bijvoorbeeld over LHBT’s. Het kan dus betekenen dat mensen het moeilijk vinden om te gaan met mensen die afwijken en om ruimte te creëren voor dat anders zijn.”

Hoe gaat u de komende jaren verder met uw onderzoek?
“Ik wil mij gaan richten op de rol van homonegativiteit en hoe dat zich uit op het werk. Ik wil ook kijken wat je kan doen om dat tegen te gaan. Over beleidscommunicatie heb ik ook nog vragen. Sommige bedrijven voeren diversiteitsbeleid in omdat dat hen iets zou opleveren; productievere en creatievere werknemers bijvoorbeeld. Als blijkt dat het beleid niets oplevert maar niet wordt afgeschaft dan vermoed ik dat er ook morele overwegingen meespelen, dat vind ik interessant.”

09 - 05 - 2018 |
Jelmar Meester