carrousel
Hoog opgeleide Europese migranten minder geïntegreerd

Hoger opgeleide Europese migranten in Nederland zijn eerder geneigd om in hun herkomsttaal met kinderen te spreken dan lager opgeleide migranten. Dit blijkt uit een recente Nederlandse publicatie in het tijdschrift European Societies.

Het onderzoek van Christof van Mol (Universiteit Tilburg) en Helga A. G. de Valk  (Universiteit Groningen) gaat over het taalgebruik in gezinnen waarbij een van de ouders uit een niet-Nederlands Europees land afkomstig is. Uit dit onderzoek volgt dat hoger opgeleide Europese migranten in Nederland eerder geneigd zijn om met de kinderen in hun moedertaal te spreken dan lager opgeleide migranten.

“Vaak is die relatie juist andersom: hoger opgeleid, meer geïntegreerd”, aldus Matthijs Kalmijn, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker aan het Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute (NIDI-KNAW). “Misschien is dat wel een meer algemeen fenomeen onder Europese migranten, dat hoger opgeleiden op het gebied van taal juist minder geïntegreerd zijn dan lager opgeleiden.”

Europese identiteit

Opleidingsniveau is dus opvallend van invloed op verschil in taalgebruik. Maar het onderzoek geeft meer uitkomsten. Zo zijn geïmmigreerde moeders eerder geneigd in hun herkomsttaal met kinderen te spreken dan vaders. Daarnaast speelt de status van de taal een grote rol. De Duitse, Engelse, Franse en Spaanse ouder spreekt eerder in herkomsttaal met kinderen dan de geïmmigreerde ouder met een herkomsttaal van lagere status.

“Het is een interessant artikel, origineel omdat het nu eens een keer over Europese migranten gaat”, vindt Kalmijn. Zelf heeft hij een soortgelijk onderzoek gedaan naar Turkse en Marokkaanse gezinnen in Nederland. “Het is zeker relevant om te kijken welke taal ze met hun kinderen spreken als ze met een Nederlander zijn getrouwd.” Vooral nu de Europese Commissie steeds meer waarde hecht aan de Europese identiteit en het idee van een verenigd Europa, is onderlinge migratie het onderzoeken waard.

Tweetalige opvoeding is een wens

Van Mol en De Valk hebben in Amsterdam en Den Haag surveys gehouden. Hiermee wisten zij van 627 gezinnen resultaten te verzamelen, wisselend ingevuld door de Nederlandse partner en de niet-Nederlandse partner. De survey vroeg naar de taal waarin de ondervraagde voornamelijk met de partner en met de kinderen spreekt. Andere vragen gingen over factoren die hierop van invloed kunnen zijn, zoals het land van herkomst, geslacht en opleidingsniveau. 

Van Mol en De Valk hebben taalbeheersing niet onderzocht. Het zou dus heel goed kunnen dat de hoog opgeleide ouders wel Nederlands kunnen spreken, maar er bewust voor kiezen hun kinderen in de moedertaal op te voeden. “Tweetalige opvoeding is uiteraard voor veel ouders een wens, zeker vanuit het idee dat de kinderen dan ook kunnen communiceren met de familie en vrienden van de migrantenouder”, aldus Kalmijn. De vraag is dus in hoeverre het onderzoek echt iets over de mate van integratie kan zeggen.

Eventueel vervolgonderzoek zal zich daarom richten op het taalgebruik met vrienden en kennissen, buiten de vertrouwde muren van het eigen huis.

06 - 04 - 2018 |
Femke Heijmans