carrousel
“Wilders biedt minimale ruimte voor discussie”

Wat maakt het taalgebruik van Wilders zo ‘helder’? En hoe zet hij taal in om zichzelf te presenteren als politieke buitenstaander, die opkomt voor Henk en Ingrid? Taalkundige Maarten van Leeuwen onderzocht het voor zijn proefschrift Stijl en politiek, dat hij op 16 april verdedigt aan de Universiteit Leiden.

U doet aan ‘stijlanalyse op taalkundige grondslag’, wat is dat precies?

Stijl vat ik op als een keuze die je als taalgebruiker hebt. Je kunt dezelfde werkelijkheid op verschillende manieren beschrijven: het glas is ‘halfvol’ of ‘halfleeg’. Die formuleringskeuzes betekenen niet precies hetzelfde. In taalkundig-stilistisch onderzoek probeer je te laten zien hoe stilistische keuzes een algemene indruk van een tekst kunnen verklaren. In mijn proefschrift doe ik dat aan de hand van parlementaire toespraken van Wilders, Vogelaar en Pechtold.

Hoe kwam u precies aan die algemene indruk van een toespraak?

Ik heb gezocht naar oordelen in de media via de online database LexisNexis. Ik heb bewust voor Wilders gekozen, omdat er veel over hem wordt geschreven. De oordelen over Wilders bleken vrij breed gedeeld. Zo vond ik de indrukken dat hij een hele ‘heldere’ spreker is en dat hij zich presenteert als een ‘man van het volk’. Ik heb onderzocht welke stilistische keuzes aan deze indrukken bijdragen.

Dat Wilders’ taalgebruik als ‘helder’ overkomt, komt onder andere door zijn voorbeelden, herhalingen en metaforen, maar ook door minder opvallende stijlmiddelen als verwijswoorden. Dat hij overkomt als ‘man van het volk’, is mede te danken aan het feit dat hij kiezers centraal stelt in zijn toespraken. Hij verwijst niet alleen vaak naar ‘de gewone man’, maar hij geeft de kiezers ook letterlijk een eigen stem, bijvoorbeeld door hen te citeren. Ook Wilders’ grammatica is van belang: Wilders zegt niet ‘er komt lastenverlichting voor burgers en bedrijven’, maar ‘burgers en bedrijven krijgen lastenverlichting’.

U heeft niet alleen naar toespraken van Wilders gekeken, maar ook naar toespraken van Vogelaar en Pechtold. Waarom?

In stilistisch onderzoek is het vaak vruchtbaar om vergelijkend te werk te gaan. Een indruk van minister Ella Vogelaar was dat zij veel ‘wollig’ taalgebruik gebruikte. Een van de factoren die daaraan bijdraagt, zijn vage verwijswoorden. Vogelaar gebruikte relatief veel verwijswoorden waarvan niet duidelijk is waar deze naar terugverwezen. Om te kunnen stellen dat een tekst die als ‘wollig’ wordt ervaren veel vage verwijswoorden heeft, is een vergelijkingspunt nodig. Wilders gebruikt juist relatief weinig vage verwijswoorden.

Van toespraken lijken wij ons vooral originele metaforen of opvallende uitspraken te herinneren. Waarom kijkt u ook naar minder opvallende middelen?

Gaandeweg het onderzoek bleek dat verschillende stilistische middelen samen voor een indruk als ‘helder’ of ‘wollig’ zorgen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar het gebruik van metaforen. Maar uit mijn proefschrift blijkt dat er ook minder opvallende middelen zijn die een effect teweeg brengen, zoals grammaticale aspecten. Ik betoog dat we meer naar dit soort onopvallende stilistische verschijnselen moeten kijken; juist omdat ze niet zo opvallen, maar wel effecten sorteren. Vogelaar formuleerde regelmatig zinnen met een hoofd- en bijzin, bijvoorbeeld: ‘Ik denk dat dit een heel groot probleem is.’ Wilders zou zeggen: ‘Dit is een heel groot probleem’ – dus enkel met een hoofdzin. Wilders bouwt zijn zinnen vaak zo dat hij zijn standpunten niet als mening, maar als feit presenteert: hij biedt minimale ruimte voor discussie.

06 - 03 - 2015 |
Julia Duin