Kinderen bij wie taalproblemen in de familie voorkomen, hebben meer kans op een taalachterstand. Ook blijken jongetjes kwetsbaarder dan meisjes. Dat ontdekten onderzoekers van het Noorse Instituut voor Volksgezondheid.
De genen die kinderen overnemen van hun ouders spelen een belangrijke rol bij hun taalontwikkeling, zo vertelt senior onderzoeker Eivind Ystrom. ‘Lees- en schrijfproblemen in de familie zijn de belangrijkste voorspeller bij de ontwikkeling van latere taalproblemen onder kinderen’, aldus Ystrom.
De onderzoekers haalden dit uit gegevens die ze verzamelden via een bestaand Noors bevolkingsonderzoek, afgenomen bij meer dan tienduizend kinderen. De kinderen werden gevolgd vanaf 17 weken in de zwangerschap tot hun vijfde levensjaar. Een enorm aantal als je bedenkt dat het jaarlijkse geboortecijfer in Noorwegen ook tienduizend is. ‘Door deze gegevens konden we risicofactoren voor taalproblemen op een ideale manier met elkaar vergelijken’, zegt Ystrom.
Jongetjes
Naast genen speelt ook geslacht een belangrijke rol bij taalachterstand. Bij de onderzochte kinderen jonger dan drie jaar waren er veel meer jongetjes dan meisjes met taalproblemen. Uit eerder Brits onderzoek bleek ook al dat het mannelijke hormoon testosteron een negatieve invloed kan hebben op het vermogen om een taal te leren.
‘Taalgevoel ontwikkel je al in de baarmoeder en jongetjes zijn in die fase kwetsbaarder voor taalproblemen dan meisjes’, legt Ystrom uit. Bovendien is diezelfde taalontwikkeling volgens de onderzoeker net na de geboorte ook iets langzamer bij jongetjes. De meesten moeten die achterstand in het eerste jaar weer inhalen, wat ze kwetsbaarder maakt voor taalproblemen wanneer ze ouder worden.
Dr. Elise de Bree, taalwetenschapster aan de Universiteit van Amsterdam, denkt dat het onderzoek helpt om de onderliggende redenen voor taalproblemen helderder te krijgen. ‘Het is een belangrijke bevinding dat er meerdere risicofactoren zijn voor de verschillende soorten spraaktaalontwikkeling (en de ernst en hardnekkigheid ervan), die waarschijnlijk weer op elkaar invloed hebben.’ Een kritiekpunt van De Bree is dat het onderzoek voornamelijk is gebaseerd op de observatie van ouders en niet op eigen tests.
Opsporen
Ystrom hoopt dat de nieuwe informatie uit het onderzoek kan helpen om kinderen die risico lopen op een achterstand eerder op te sporen. Hierbij spelen ouders ook een belangrijke rol. ‘Ouders moeten erg opletten als hun kind tussen de drie en vier jaar is, en hun kind goed op taalachterstand laten controleren. Op latere leeftijd, als het taalgebruik complexer wordt, worden problemen steeds moeilijker om op te sporen’, aldus de onderzoeker.