Het is de start van elke academische carrière, en een groot deel van onze wetenschappelijke kennis komt uit promotieonderzoek. We kennen het succesvolle einde: “daarop promoveert binnenkort…” Maar dat er vaak jaren van werk, van hoogte- en dieptepunten aan vooraf gaan, zien we niet vaak. Godelieve Smeenk ‘promoveert binnenkort’, na zes jaar creatief en frustrerend werk: “95 procent van wat je doet, is niet succesvol.”
Promoveren is voor veel studenten in de natuurwetenschappelijke hoek een logische stap na het afstuderen. Zo ook voor Godelieve Smeenk (34). Met een bul in de Biomedische Wetenschappen op zak ging ze aan de slag bij de afdeling Toxicogenetica van het Leids Universitair Medisch Centrum. Een promotieonderzoek naar de reparatiemechanismen van DNA-schade in cellen, voor vier jaar. Maar dat pakte anders uit.
“Ik begon met een grote screening van veel verschillende moleculen, waar we na enige tijd de focus wilden leggen op een aantal veelbelovende moleculen. Door een gebrek aan een duidelijke visie aan het begin, liet die focus lang op zich wachten.” Ook een verhuizing van het laboratorium hielp niet mee. “Ik wist van te voren al wel dat ik het waarschijnlijk niet in vier jaar ging redden, maar uiteindelijk heb ik er zes jaar over gedaan.”
Na dat moeizame eerste anderhalf jaar begon het project beter te lopen, ook de begeleiding veranderde. “In het begin zat mijn begeleider er dicht op, en kreeg ik soms wat weinig ademruimte: hij keek nog net niet mee in het lab hoe ik zat te pipetteren! In de loop van de tijd ben ik meer losgelaten, ik was ook niet langer zijn enige promovendus. Ik kon steeds meer zelf bepalen hoe en welke proeven ik uit ging voeren. De zelfstandigheid bouwt langzaam op gedurende je promotie, maar beslissingen over je project worden in overleg gemaakt, met je begeleider of in werkbesprekingen met de groep. Het is heel dynamisch: je bepaalt steeds of je ergens mee door moet gaan of niet. En je werkt aan meerdere deelprojecten tegelijk.”
Als ze nu terugkijkt op haar promotietraject, is ze toch tevreden. “Het is allemaal wel goed gekomen. Ik ben niet iemand die snel tevreden is over haar eigen werk, als ik naar mijn proefschrift kijk, zie ik toch vooral de dingen die ik niet goed vind. Maar als mijn boekje straks klaar is, zal ik wel blij zijn! En aan de andere kant heb ik de afgelopen jaren ongelofelijk veel geleerd, ik heb een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Ik denk dat ik zeker klaargestoomd ben om nu een post-doc project aan te gaan. Ik zie mensen om me heen die veel minder kansen hebben gekregen maar ook minder hebben genomen, dus wat dat betreft heb ik het niet slecht gedaan!”