Monogamie eist psychisch meer van je, een gezonde relatie zorgt voor minder stress, twee op drie mannen zijn trouw en met zoenen test je de gezondheid van je toekomstige partner. In De wetenschap van liefde en bedrog onderzoekt Robin Dunbar het biologische verhaal achter romantische liefde.
Verliefd worden, het overkomt bijna iedereen wel een keer. Er zijn duizenden boeken, films en liedjes aan gewijd, maar wat gebeurt er precies met ons lichaam en in onze hersenen? Waarom is liefde zo moeilijk in woorden uit te drukken? Waarom worden we juist op die ene persoon verliefd?
Talloze vragen die door wetenschappers genegeerd werden. “Als relaties zo universeel zijn, moet er wel een biologische basis en functie voor liefde zijn. We weten niet wat het is en waarom we het hebben – zelfs niet of andere dieren hetzelfde ervaren.” Reden genoeg voor Dunbar om uitgebreid onderzoek te doen naar ons liefdesleven. Dunbar, professor in de evolutionaire antropologie aan de Universiteit van Oxford, deed tien jaar lang onderzoek naar de verschillende aspecten van romantische liefde om te verklaren wat er precies gebeurt wanneer we verliefd worden en waarom.
Zo behandelt hij reeds eerder opgeworpen theorieën, zoals het idee dat we een partner zoeken die lijkt op onze ouders, of dat de passie na drie jaar uit een relatie is verdwenen, maar hij komt ook met nieuwe observaties. Zo laten we bij het beginnen van een nieuwe relatie twee van onze vrienden vallen, wegens tijdsgebrek. En we voelen ons sneller aangetrokken tot iemand met een symmetrisch gezicht, want dat voorspelt betere genen.
De wetenschap van liefde en bedrog verschijnt in juni bij Unieboek.